Rechtspraak
Feiten
Werknemer was vanaf 1 maart 1999 voor onbepaalde duur in dienst van werkgeefster in de functie van ijzervlechter. Werkgeefster is in de periode van 2017 tot en met 2019 betrokken geweest bij het project COBRAcable (de aanleg van een 325 kilometer lange offshore energiekabel tussen Nederland en Denemarken). Werkgeefster verrichtte daarvoor werkzaamheden op grond van een overeenkomst van onderaanneming. Op 18 september 2017 waren werknemer en X op de locatie bezig met de uitvoering van hun werkzaamheden. De volgende dag heeft werknemer zich telefonisch ziek gemeld wegens pijn aan zijn handen. Werknemer heeft zijn werkzaamheden bij werkgeefster na die ziekmelding (op een dagdeel na) nooit meer hervat. Nadat werknemer de bedrijfsarts had bezocht heeft het UWV een probleemanalyse opgesteld, waarin o.a. staat: "Letsel door val op de bouwplaats”. Werkgeefster is namens werknemer bij brief van 17 september 2018 aansprakelijk gesteld voor het ongeval op 18 september 2017. Aansprakelijkheid is afgewezen. Werknemer is een deelgeschilprocedure gestart, waarin hij de kantonrechter heeft verzocht te bepalen dat werkgeefster aansprakelijk is voor het hem op 18 september 2017 overkomen arbeidsongeval. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat de feitelijke situatie ter plaatse alsook de feitelijke toedracht zoals deze door werknemer is gesteld niet voldoende aannemelijk zijn geworden en de deelgeschilprocedure zich niet leent voor uitvoerige bewijslevering. Op 19 maart 2024 heeft werknemer vervolgens werkgeefster en haar aansprakelijkheidsverzekeraar laten dagvaarden. Werknemer vordert in deze bodemzaak hetzelfde als in het deelgeschil, namelijk een verklaring voor recht dat werkgeefster aansprakelijk is voor het hem overkomen arbeidsongeval en dat werkgeefster en/of de verzekeraar de daaruit voortvloeiende schade dient te vergoeden.
Oordeel
Werknemer en werkgeefster zijn het erover eens dat werknemer op 18 september 2017 met zijn voorman X voor werkgeefster aan het werk was in/bij een poer bij een project in de Eemshaven. Werknemer heeft toegelicht dat toen hij over een stapel wapeningsstaal stapte, hij met zijn rechtervoet bleef haken en voorover is gevallen en de val met zijn hand heeft opgevangen. De kantonrechter oordeelt dat mede gelet op afgelegde verklaringen ervan uit moet worden gegaan dat werknemer het ongeval is overkomen als werknemer bij de uitoefening van zijn werkzaamheden. Hoewel niemand de val heeft zien gebeuren, heeft voorman X wel gehoord dat werknemer een kreet slaakte toen hij viel. Ook Y, die iets verderop op de bouwplaats aan het werk was en het ongeval niet heeft zien gebeuren, kwam op het geluid af.
Is te laat geklaagd?
Dat het moment van aansprakelijkheidstelling pas een jaar na het ongeval heeft plaatsgevonden, dat de bouwplaats zich toen niet meer in dezelfde toestand bevond als ten tijde van het ongeval en dat werkgeefster daarvan nadeel heeft ondervonden bij het aantonen dat zij de zorgplicht niet heeft geschonden, is duidelijk. Dit valt werknemer echter niet aan te rekenen. Werkgeefster had zelf ook (veel) eerder aanleiding kunnen zien om onderzoek te doen, gelet op de ziekmelding van werknemer. Toen werknemer er eenmaal van op de hoogte was dat een mogelijke schending van de zorgplicht van werkgeefster een rol heeft gespeeld bij zijn ongeval, is werkgeefster namens hem per ommegaande aansprakelijk gesteld. Van het schenden van de klachtplicht is dan ook geen sprake. Evenmin is sprake van rechtsverwerking.
Is werkgeefster aansprakelijk?
Werkgeefster is aansprakelijk, tenzij zij bewijst dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat werkgeefster heeft gehandeld in strijd met haar eigen veiligheidsvoorschriften om de toegang/het looppad naar de werkplek vrij te houden en daarmee in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld. Ook indien het looppad niet geheel afgesloten zou zijn geweest, maar werknemer er nog langs had kunnen lopen, acht de kantonrechter het heel aannemelijk dat werknemer voor de kortste route zou hebben gekozen en over het wapeningsstaal zou zijn heengestapt met daaraan inherent een struikelrisico. Mede gelet op de aard van de aansprakelijkheid (aansprakelijkheid van de werkgever voor de veiligheid van werknemers) en de aard van de schade (letselschade), zou de kantonrechter ook dan geen aanleiding hebben gezien om het letsel niet aan werkgeefster toe te rekenen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat wanneer het gevaar van struikelen over obstakels die zich bevinden over het grootste gedeelte van een looppad op een bouwplaats zich voor een werknemer realiseert, (divers) letsel als gevolg daarvan te verwachten is. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat het niet ongebruikelijk is dat werknemers zich over een bouwplaats verplaatsen met machines of met bouwmaterialen in hun handen, wat het risico op vallen en letsel wellicht vergroot. Voor wat betreft het causaal verband oordeelt de rechtbank dat dit voldoende aannemelijk is geworden; daarnaast heeft te gelden dat als werkgeefster er niet in slaagt het bewijs te leveren dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, het causaal verband tussen haar tekortkoming en het ongeval is gegeven. De verklaring voor recht wordt toegewezen.