Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 10 januari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:2484
Feiten
Werknemer is per 1 juni 2024 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij werkgever in de functie van medewerker bediening. Werknemer heeft een bedrag van € 3.316 netto aan loon ontvangen. Ondanks diverse aanmaningen heeft werkgever de rest van het verschuldigde loon niet uitbetaald. Werknemer vordert in kort geding betaling van € 12.004,69 netto aan salaris, € 1.225,65 netto aan vakantiegeld en € 937,72 netto aan openstaande verlofuren. Tegen werkgever is verstek verleend.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever heeft de grondslagen van de vorderingen niet weersproken, zodat deze vast zijn komen te staan. De vorderingen komen de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit betekent dat het loon, het vakantiegeld en de openstaande verlofuren die werknemer vordert, toewijsbaar zijn. Verder wordt ook de wettelijke verhoging toegewezen, omdat vaststaat dat het openstaande bedrag aan loon niet (tijdig) is uitbetaald. De wettelijke rente over de gevorderde bedragen is toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding, omdat niet is gesteld vanaf welk moment de verschillende bedragen zijn verschuldigd.