Naar boven ↑

Rechtspraak

Autocentrum Zuid Nederland/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 1 juli 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:1977

Autocentrum Zuid Nederland/werknemer

Ontslag op staande voet van 48-jarige vestigingsmanager wegens diefstal (tweemaal tanken in privé met de zakelijke pas). Voorbeeldfunctie weegt zwaarder dan goed functioneren en geringe waarde van de ‘diefstal’.

Werknemer (geboren 1960) is op 1 september 2003 krachtens een arbeidsovereenkomst bij Autocentrum in dienst getreden als autoverkoper. Hij is laatstelijk werkzaam geweest als vestigingsmanager. Tot 1 oktober 2008 reed werknemer in een bedrijfsauto en tankte hij met een tankpas van Autocentrum, ongeacht of het ging om zakelijk of privégebruik van deze auto. Werknemer is per 1 oktober 2008 in een eigen auto, een Mitsubishi Pajero (hierna: de Pajero), gaan rijden. Hij is toen blijven tanken met de zakelijke tankpas. Werknemer heeft in oktober of november 2008 voor zijn echtgenote een Renault Laguna (hierna: de Laguna) van Autocentrum gekocht. In november heeft hij tweemaal met gebruik van de zakelijke tankpas de Laguna getankt (op 14 en 24 november). Op 7 januari 2009 is werknemer om die reden op staande voet ontslagen. Autocentrum vordert in deze bodemprocedure een verklaring voor recht dat het door haar op 6 januari 2009 aan werknemer verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en veroordeling van werknemer tot terugbetaling aan Autocentrum van het salaris c.a. dat hij over de periode van 6 januari tot 1 juli 2009 van Autocentrum heeft ontvangen, zijnde een bedrag van € 33.276,71 netto, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede tot terugbetaling aan Autocentrum van het door haar aan werknemer betaalde bedrag van € 13.096,40 netto ter zake de voorwaardelijke ontbindingsvergoeding, en veroordeling van werknemer in de kosten van deze procedure. Autocentrum legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen nu hij in de maand november 2008 tweemaal (te weten op 14 en 24 november) ten behoeve van de privé-auto van zijn vrouw (de Laguna) heeft getankt met gebruikmaking van de zakelijke tankpas zonder dat aan Autocentrum terug te betalen en aldus diefstal heeft gepleegd.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof gaat bij zijn beoordeling ervan uit dat de eigendom van de Laguna eerst op 22 november op werknemer is overgegaan. Autocentrum heeft onweersproken gesteld dat het fiscale stelsel wat betreft de kilometervergoeding voor zakelijk gebruik van privé-auto’s algemeen bekend is, dat het volgen van de fiscale regelgeving binnen de autobranche gangbaar en gebruikelijk is, en dat werknemer ruime (meer dan 25 jaar) ervaring had binnen de automobiliteitsbranche, waarvan enkele jaren bij Autocentrum, de laatste jaren als vestigingsmanager. Tussen partijen staat verder vast dat werknemer uit hoofde van zijn functie als vestigingsmanager alle bonnen van de tankbeurten met de zakelijk tankpas van het gehele personeel controleerde en aftekende. Daarbij volgt uit verklaringen van (oud-)werknemers dat werknemer zijn werknemers eind 2008 zelf ervan op de hoogte heeft gesteld dat bij de overstap naar een privé-auto geen gebruik meer kon worden gemaakt van de zakelijke tankpas. Maar ook los van deze verklaringen acht het hof het gebruik van de tankpas door werknemer ontoelaatbaar.

Het hof is van oordeel dat het wederrechtelijk gebruik van de tankpas door werknemer op 14 en 24 november 2008 een dringende reden oplevert voor ontslag op staande voet en een voldoende rechtvaardiging vormt voor een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst door Autocentrum. Het hof heeft bij zijn beoordeling van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een dringende reden meegewogen dat de omvang van het misbruik op zichzelf beperkt is (het gaat, zoals onweersproken door werknemer is gesteld, om twee tankbeurten ter waarde van in totaal € 111,58) en dat werknemer – naar eveneens onweersproken door hem is gesteld – altijd naar volle tevredenheid de vestiging heeft geleid. Het hof laat evenwel zwaar wegen de positie van werknemer als vestigingsmanager en het door Autocentrum aangevoerde belang dat zij blindelings op de eerlijkheid van een vestigingsleider moet kunnen vertrouwen. Werknemer heeft verder geen beroep gedaan op persoonlijke omstandigheden die bij de beoordeling in aanmerking dienen te worden genomen. In de duur van het dienstverband (5,5 jaar) en de leeftijd van werknemer ten tijde van het ontslag (48 jaar) ziet het hof overigens geen aanleiding over de gerechtvaardigdheid van de onmiddellijke beëindiging anders te oordelen, in het bijzonder niet nu werknemer niets heeft aangevoerd over zijn mogelijkheden om soortgelijk of ander werk (met eenzelfde beloning) te vinden.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Autocentrum, daaronder mede begrepen die tot terugbetaling van de – voorwaardelijk toegekende – ontbindingsvergoeding, alsnog toewijzen met veroordeling van werknemer in de kosten van beide instanties. Het hof zal bij de verklaring voor recht uitgaan van 7 januari 2009 als de datum waarop het ontslag op staande voet is gegeven. Verder zal de gevorderde wettelijke rente over hetgeen Autocentrum ter zake van salaris c.a. (waaronder pensioen en wettelijke verhoging) onverschuldigd aan werknemer heeft betaald, worden toegewezen vanaf de dag van betaling van de betreffende bedragen (vgl. HR 19 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5863).