Rechtspraak
Appellant is sinds 1 mei 2007 als vestigingsmanager in dienst van werkgeefster. Werkgeefster maakt deel uit van een concern. Op 22 augustus 2014 is werkgeefster failliet verklaard. Bij besluit van 28 oktober 2014 kent UWV appellant een faillissementsuitkering op grond van Hoofdstuk IV van de WW toe over de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 augustus 2014. Bij dat besluit geeft UWV tevens te kennen dat de bonus over 2013 niet wordt vergoed, omdat die niet aan de referteperiode kan worden toegerekend. Appellant maakt bezwaar tegen voornoemd besluit en stelt daarbij dat het recht op bonus is ontstaan op 5 augustus 2014. Appellant verwijst daarbij naar een brief van de CEO van 5 augustus 2014. UWV verklaart het bezwaar ongegrond. UWV overweegt dat de periode waarover het loon moet worden overgenomen (referteperiode) loopt van 24 mei 2014 tot en met 31 augustus 2014. Volgens UWV volgt uit de brief van de CEO niet dat de bonus betrekking heeft op een andere periode dan 2013. Het beroep van appellant verklaart de rechtbank eveneens ongegrond. De gronden in hoger beroep vormen een herhaling van hetgeen appellant in bezwaar en beroep heeft aangevoerd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Over het jaar 2013 waren de resultaten van het concern zo slecht dat geen uitbetaling van bonussen heeft plaatsgevonden. Het onderdeel waarvan appellant directeur was, heeft anders dan de rest van het concern zeer goed gedraaid, om welke reden appellant in overleg is getreden met de CEO van het concern. Dit heeft geleid tot het (alsnog) toekennen van een bonus.
De Raad leidt uit de brief van de CEO van 5 augustus 2014 af dat de bonus betrekking heeft op het jaar 2013 en de in dat jaar behaalde resultaten. De strekking is immers dat ondanks de slechte resultaten van het concern als geheel, appellant toch voor een bonus over het jaar 2013 in aanmerking wordt gebracht. Dat de bonus betrekking heeft op het jaar 2013 is voorts bevestigd in de schriftelijke reactie van appellant van 17 september 2014, waarbij op de vraag over welke periode appellant de bonus claimt is geantwoord: 2013. Dat niet appellant, maar een medewerker van de afdeling personeelszaken van het concern deze vraag – volgens appellant foutief – zou hebben beantwoord, doet daaraan niet af.
Het voorgaande brengt met zich dat de bonus buiten de referteperiode valt. UWV heeft daarom terecht vastgesteld dat de bonus niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.