Naar boven ↑

Nieuwsbericht

Rechtspraak.nl

20-11-2009

Intrekking van ontheffing verbod op werktijdverkorting

Eiseres, een BV, heeft gebruik willen maken van deze mogelijkheid van tijdelijke ontheffing van het verbod op werktijdverkorting voor een twaalftal oproepkrachten. De oproepkrachten voor wie de ontheffing is gevraagd, zijn echter niet op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst bij het bedrijf dat het verzoek indient, maar bij het zusterbedrijf, behorende tot dezelfde holding. Bovendien heeft de BV uitsluitend zijn eigen bedrijfsgegevens vermeld. De minister heeft de ontheffing aanvankelijk verleend, maar daarna ontdekt dat eiseres geen arbeidsovereenkomst ex art. 7:610 lid 1 BW heeft met de twaalf oproepkrachten. Daarop heeft de minister de ontheffing ingetrokken.

Het oordeel van de meervoudige kamer van de sector bestuursrecht van de rechtbank Roermond: 'Eiseres kan niet als werkgever in de zin van art. 1 lid 1 onder c BBA 1945 worden beschouwd, nu zij zelf geen arbeidsovereenkomst heeft met de oproepkrachten. Ook de relatie - via de holding - met het zusterbedrijf  maakt dit niet anders, gezien de duidelijke bewoordingen van de wettelijke bepalingen waartoe eiseres behoort. Nu eiseres uitsluitend haar eigen (bedrijfs)gegevens in het verzoek werktijdverkorting heeft verwerkt, kan van een wijziging van de naamstelling ook geen sprake zijn. Eiseres kan geen beroep doen op het vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft namelijk, hoewel zij wist dat er geen arbeidsovereenkomst tussen haar en de betreffende twaalf oproepkrachten bestond of bestaat, op de aanvraag zichzelf als werkgever gepresenteerd en daarmee onjuiste gegevens verstrekt en dat moet aan eiseres worden toegerekend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.' (Zie voor de volledige uitspraak: LJN BK3530.)