Naar boven ↑

Rechtspraak

Vassilakis
Internationaal overig, 12 juni 2008
ECLI:EU:C:2008:346

Vassilakis

Kern

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Monomeles Protodikeio Kerkyras - Uitlegging van de punten 1 en 2 van clausule 5 van de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43) - Met de overheid gesloten arbeidsovereenkomsten - Begrip objectieve redenen voor de herhaalde vernieuwing van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd - Begrip opeenvolgende overeenkomsten

Dictum

Wanneer een richtlijn te laat in de rechtsorde van de betrokken lidstaat is omgezet en de relevante bepalingen ervan geen rechtstreekse werking hebben, moeten de nationale rechterlijke instanties vanaf het verstrijken van de omzettingstermijn het interne recht zoveel mogelijk in het licht van de bewoordingen en het doel van de betrokken richtlijn uitleggen, teneinde de daarmee beoogde resultaten te bereiken, waarbij zij de voorkeur geven aan een uitlegging van de nationale voorschriften die zoveel mogelijk in overeenstemming is met dat doel, om aldus te komen tot een uitlegging die verenigbaar is met de bepalingen van die richtlijn.

Clausule 5, punt 1, sub a, van de raamovereenkomst van 18 maart 1999 inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, wanneer dit gebruik zijn rechtvaardiging alleen vindt in het feit dat een algemene wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling van een lidstaat daarin voorziet. Het begrip “objectieve redenen” in de zin van die clausule vereist integendeel dat het in de nationale regeling bedoelde gebruik van dit specifieke type arbeidsverhoudingen, zijn rechtvaardiging vindt in concrete elementen die met name verband houden met de betrokken activiteit en de uitoefeningsvoorwaarden ervan.

Clausule 5 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel niet verzet tegen een nationale regeling als die waarop de derde prejudiciële vraag betrekking heeft, krachtens welke arbeidsovereenkomsten of -verhoudingen voor bepaalde tijd alleen als “opeenvolgend” in de zin van die clausule kunnen worden beschouwd, wanneer de tussenliggende tijd minder dan drie maanden bedraagt.

In omstandigheden als die in het hoofdgeding, moet de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aldus worden uitgelegd dat zij, voor zover de interne rechtsorde van de betrokken lidstaat voor de betrokken sector niet lijkt te voorzien in andere effectieve maatregelen ter voorkoming, en in voorkomend geval ter bestraffing, van het misbruik van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd, in de weg staat aan de toepassing van een regel van nationaal recht die alleen voor de openbare sector geldt en voorziet in een absoluut verbod van omzetting in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd die, aangezien zij bedoeld waren om “permanente en blijvende behoeften” van de werkgever te dekken, moeten worden geacht een misbruik op te leveren. Het staat evenwel aan de verwijzende rechter, overeenkomstig de op hem rustende verplichting tot conforme uitlegging, na te gaan of zijn interne rechtorde niet in dergelijke andere effectieve maatregelen voorziet.

Het beginsel van het nuttig effect van het gemeenschapsrecht en de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur verzetten zich in beginsel niet tegen een nationale bepaling volgens welke een onafhankelijk bestuursorgaan bevoegd is voor de eventuele herkwalificatie van overeenkomsten voor bepaalde tijd in overeenkomsten voor onbepaalde tijd. Het staat evenwel aan de verwijzende rechter, te zorgen voor de waarborging van het recht op een effectieve rechterlijke bescherming, onder eerbiediging van de beginselen van doeltreffendheid en van gelijkwaardigheid.

(Red.: Deze beschikking is eerder (12-06-2008) integraal gepubliceerd in Grieks en Frans. Vanaf heden staat een Nederlands abstract op http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl)

  • Wetsartikelen: Richtlijn 1999/70/EG
  • Onderwerpen: Ketenregeling (lid 1)
  • Trefwoorden: Raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de openbare sector, Begrippen “opeenvolgende overeenkomsten” en “Objectieve redenen” die een vernieuwing van dergelijke overeenkomsten rechtvaardigen, Maatregelen ter voorkoming van misbruik en Sancties