Naar boven ↑

Rechtspraak

Commissie/Duitsland
Hof van Justitie van de Europese Unie, 31 maart 2009
ECLI:EU:C:2009:209

Commissie/Duitsland

In de onderhavige procedure staan wijzigingen in de Duitse fiscale wetgeving centraal ter aanmoediging van het afsluiten van privépensioenverzekeringen. Volgens de Commissie maakt Duitsland zich schuldig aan handelen in strijd met artikel 39 EG, voor zover krachtens deze wetgeving: i. grensarbeiders (en hun echtgenoten) de toelage wordt geweigerd, wanneer zij niet onbeperkt belastingplichtig zijn; ii. het niet is toegestaan dat het opgebouwde kapitaal wordt gebruikt voor een voor eigen woondoeleinden dienende woning, wanneer deze niet in Duitsland is gelegen; en iii. de ontvangen toelage bij beëindiging van de onbeperkte belastingplicht moet worden terugbetaald.

De A-G concludeert als volgt. In de eerste plaats dient de vraag te worden beantwoord of de pensioentoelage moet worden aangemerkt als een sociaal of een fiscaal voordeel in de zin van artikel 7 lid 2 van Verordening nr. 1612/68, en in de tweede plaats of de uitsluiting van die toelage van grensarbeiders die niet in Duitsland onbeperkt belastingplichtig zijn, jegens die arbeiders een verkapte discriminatie op grond van nationaliteit vormt. Het Hof heeft evenwel verklaard dat onder “sociale voordelen” moeten worden verstaan “alle voordelen die, al dan niet verbonden aan een arbeidsovereenkomst, in het algemeen aan nationale werknemers worden toegekend, voornamelijk op grond van hun objectieve hoedanigheid van werknemer of enkel wegens het feit dat zij ingezetenen zijn, en waarvan de uitbreiding tot werknemers-onderdanen van andere lidstaten geschikt lijkt om hun mobiliteit binnen de Gemeenschap te vergemakkelijken”. Bovendien heeft het Hof verklaard dat de verwijzing naar “sociale voordelen” in die bepaling niet limitatief mag worden uitgelegd. Teneinde te kunnen vaststellen of de pensioentoelage een sociaal of een fiscaal voordeel is, is het nodig de doelstelling ervan te onderzoeken alsmede de voorwaarden waaronder zij wordt verleend, en niet alleen maar haar classificatie naar nationaal recht. De omstandigheid dat de bepalingen betreffende het verlenen van de pensioentoelage deel uitmaken van de Duitse wet inzake de inkomstenbelasting, is volgens de A-G niet doorslaggevend voor het bepalen van haar juridische aard of kwalificatie en derhalve voor de vraag of zij moet worden aangemerkt als een sociaal of fiscaal voordeel in de zin van artikel 7 lid 2 van Verordening nr. 1612/68. Het feit dat deelname aan een pensioenverzekering op vrijwillige basis plaatsvindt, doet er evenmin toe. Volgens de A-G moet - mede gezien de ruime uitleg van het Hof ten aanzien van “sociaal voordeel” - worden geconcludeerd dat sprake is van een sociaal voordeel in de zin van artikel 7 lid 2 Verordening 1612/68. De pensioentoelage is een sociaal voordeel in de zin van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/68, dat wordt verleend als een onderdeel van de hervorming van het Duitse wettelijke pensioenstelsel. Uit de bewoordingen van § 10a, lid 1, en § 79 EStG blijkt dat een grensarbeider onder meer verzekerd moet zijn onder het nationale wettelijke pensioenstelsel in Duitsland teneinde de toelage te ontvangen. Die voorwaarde, die door de Commissie in het kader van haar pleidooi in het geheel niet wordt aangevochten, waarborgt dat de betrokken grensarbeiders verplicht zijn bijdragen te betalen aan het Duitse socialezekerheidsstelsel. Bovendien wijs ik er met nadruk op dat grensarbeiders evenzeer door de hervormingen van het wettelijk pensioenstelsel worden geraakt als werknemers die in de Bondsrepubliek Duitsland woonachtig en onbeperkt belastingplichtig zijn. Volgens de A-G hebben de grensarbeiders in de onderhavige procedure derhalve een voldoende nauwe band met de Duitse samenleving om te profiteren van het betrokken sociale voordeel. Gelet op het bovenstaande ben ik eveneens van mening dat het vereiste dat een grensarbeider in Duitsland onbeperkt belastingplichtig is teneinde te kunnen profiteren van het in § 85 EStG bedoelde supplement op grond van het aantal kinderen dat van de werknemer afhankelijk is, discriminatoir van aard is en inbreuk maakt op artikel 39, lid 2, EG en artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/68. Bovendien blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat op een sociaal voordeel aanspraak kan worden gemaakt door de echtgenoot van een werknemer die binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1612/68 valt. In feite profiteert de echtgenoot van een werknemer indirect van de gelijke behandeling die aan de migrerende werknemer wordt toegekend. Aangezien het vereiste van de onbeperkte belastingplichtigheid in Duitsland in het algemeen neerkomt op een woonplaatsvereiste waaraan uiteraard gemakkelijker kan worden voldaan door Duitse werknemers of hun echtgenoten, die meestal in Duitsland wonen, dan door werknemers uit andere lidstaten of hun echtgenoten, die vaker in een andere lidstaat wonen, is de A-G van mening dat het vereiste op grond van § 79 EStG juncto § 26 EStG dat een grensarbeider en zijn echtgenoot in Duitsland onbeperkt belastingplichtig zijn wanneer de echtgenoot de pensioentoelage wenst te verkrijgen, eveneens inbreuk maakt op artikel 39, lid 2, EG en artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/68. De A-G geeft het Hof daarom in overweging vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door het invoeren en handhaven van de bepalingen van de §§ 79 tot en met 99 EStG inzake de aanvullende pensioenregeling, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 39 EG en artikel 7 van verordening (EEG) nr. 1612/69, voor zover krachtens deze bepalingen aan grensarbeiders en hun echtgenoten de pensioentoelage wordt geweigerd, wanneer zij in die lidstaat niet onbeperkt belastingplichtig zijn. De A-G geeft het Hof voorts daarom in overweging vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland de krachtens artikel 39 EG en artikel 7 van verordening nr. 1612/68 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door aan grensarbeiders het recht te ontzeggen het in hun spaarpensioen opgebouwde kapitaal te gebruiken voor het kopen of bouwen van een voor eigen woondoeleinden bestemde woning, wanneer deze niet op het grondgebied van die lidstaat is gelegen. Het zelfde oordeel komt de terugbetalingsplicht van de pensioentoelage toe bij beëindiging van onbeperkte belastingplichtigheid.