Naar boven ↑

Rechtspraak

Mono Car Styling vs. Dervis Odemis
Hof van Justitie van de Europese Unie, 16 juli 2009
ECLI:EU:C:2009:466

Mono Car Styling vs. Dervis Odemis

Mono Car heeft in overleg met de vakbonden en ondernemingsraad een akkoord gesloten omtrent de afvloeiing van een groot aantal werknemers en de wijze waarop de procedure wordt vormgegeven. In het kader van dit collectief ontslag is een Sociaal Plan opgesteld. De vakbonden noch de ondernemingsraad hebben een beroep gedaan op schending van de informatieverplichtingen bij collectief ontslag. Eenentwintig van de dertig werknemers die voor ontslag waren voorgedragen, stellen zich op het standpunt dat Mono Car de informatie- en raadplegingsprocedure niet juist heeft uitgevoerd. Zij vorderen wedertewerkstelling en loon. Naar Belgisch recht kan een individuele werknemer alleen onder bepaalde voorwaarden een beroep doen op deze rechten. De voorwaarden zijn onder meer dat de vakbonden bezwaren moeten hebben geuit en dat de werkgever in kwestie tijdig van een dergelijk beroep in kennis is gesteld. De verwijzende rechter wenst onder meer te vernemen of richtlijn 98/59 (Collectief ontslag) lidstaten verplicht rechten - in het bijzonder het recht op informatie en raadpleging - ook aan individuele werknemers toe te kennen, en, indien dit niet het geval is, of het gebrek aan deze rechten niet in strijd is met artikel 6 EVRM.

Het Hof oordeelt als volgt. Uit artikel 2 van de richtlijn volgt overduidelijk dat de bedoeling is om rechten aan een ‘collectiviteit van werknemers’ toe te kennen. Derhalve volgt niet uit richtlijn 98/59 de verplichting voor lidstaten om aan individuele werknemers het recht op informatie en raadpleging toe te kennen, mits het nuttig effect van de richtlijn niet wordt ondermijnd. In casu is dit niet het geval, daar de vakbonden zelf wel de procedure bij een rechter zouden kunnen aanvechten. Omdat de verplichtingen voortvloeiend uit richtlijn 98/59 van ‘collectieve aard’ zijn, kan geen sprake zijn van schending van het individuele recht van ongestoorde rechtsgang (6 EVRM). Ook niet indien de nationale wettelijke bepalingen geclausuleerde rechten toekennen aan een individu inzake collectief ontslag. Ten slotte overweegt het hof dat, nu de Advocaat-Generaal heeft vastgesteld dat de Belgische wetgeving op onderdelen niet correspondeert met artikel 2 van de richtlijn, de verwijzende rechter richtlijnconform dient te oordelen.

(Red.: De Nederlandse vertaling van dit arrest was ten tijde van het opstellen van deze samenvatting nog niet voorhanden. Er kan derhalve sprake zijn van interpretatie- of vertaalverschillen.)