Rechtspraak
Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 september 2009
ECLI:EU:C:2009:542
Vicente Pereda/Madrid Movilidad SA
Vicente Pereda is als chauffeur in dienst van Madrid Movilidad SA. In overeenstemming met de cao-bepalingen en ondernemingsraad geldt bij Madrid Movilidad een verplicht vakantieverlof van 16 juli tot en met 14 augustus 2007. Als gevolg van een arbeidsongeval op 3 juli 2007 was Vicente Pereda tot en met 13 augustus 2007 arbeidsongeschikt, zodat de periode waarin hij in 2007 van zijn jaarlijkse vakantie heeft genoten zonder tegelijkertijd met ziekteverlof te zijn, beperkt is gebleven tot 14 en 15 augustus 2007. Vicente Pereda heeft Madrid Movilidad verzocht hem alsnog zijn jaarlijkse vakantieverlof toe te kennen, maar dit is hem geweigerd. De verwijzende rechter wenst te vernemen of artikel 7 lid 1 van Richtlijn 2003/88/EG aldus dient te worden uitgelegd dat wanneer de in de vakantieplanning van de onderneming vastgelegde vakantieperiode samenvalt met een tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsongeval dat heeft plaatsgevonden vóór de geplande aanvangsdatum van die vakantieperiode, de getroffen werknemer na zijn herstel zijn vakantie kan nemen op andere data dan de aanvankelijk vastgestelde, ongeacht of het desbetreffende kalenderjaar al dan niet is verstreken?
Het Hof van Justitie EG oordeelt als volgt. Vaststaat dat het doel van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon is; de werknemer in staat stellen uit te rusten en over een periode van ontspanning en vrije tijd te laten beschikken. Daarin verschilt het van het doel van het recht op ziekteverlof. Dat laatste wordt de werknemer toegekend om te kunnen herstellen van een ziekte (zie arrest Schultz-Hoff, punt 25). Volgens de rechtspraak van het Hof doet het positieve effect van dit verlof op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer zich immers ten volle gevoelen wanneer dit verlof in het daartoe voorziene jaar, te weten het lopende jaar, wordt genomen, maar boet deze rusttijd niet aan belang in wanneer hij in een volgende periode wordt genomen (zie arrest van 6 april 2006, Federatie Nederlandse Vakbeweging, C-124/05, Jurispr. p. I-3423, punt 30, en arrest Schultz-Hoff e.a., punt 30). Gelet op al hetgeen voorafgaat, moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 7 lid 1 van Richtlijn 2003/88 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzetten tegen nationale bepalingen of collectieve arbeidsovereenkomsten die bepalen dat een werknemer die met ziekteverlof is tijdens de jaarlijkse vakantieperiode die is vastgelegd in de vakantieplanning van de onderneming waar hij werkt, na zijn herstel zijn jaarlijkse vakantie niet kan nemen in een andere periode dan de aanvankelijk vastgestelde, in voorkomend geval buiten de overeenkomstige referentieperiode.