Rechtspraak
Werknemer/Transavia Airlines
Werkneemster is sinds 1990 in dienst van Transavia. Zij is vanaf 1998 tot 2006 secretaris en vanaf 2006 tot 2008 vice-voorzitter van de OR. Vanaf 2008 is zij bestuurslid bij de Vakbond van Nederlands Cabinepersoneel. Transavia heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens veranderingen van de omstandigheden. Het verzoek is ingewilligd onder toekenning van een vergoeding van € 40.000 aan werkneemster. Tegen deze beschikking heeft werkneemster hoger beroep ingesteld wegens schending van fundamentele rechtsbeginselen. Volgens haar dient uit de motivering van de beschikking te blijken op welke gronden de kantonrechter het opzegverbod wegens OR- en vakbondslidmaatschap, voldoende heeft getoetst.
Het hof oordeelt als volgt. Schending van fundamentele rechtsbeginselen is een doorbrekingsgrond van het appelverbod van artikel 7:685 lid 11 BW, zodat werkneemster ontvankelijk is in haar verzoek. Naar het oordeel van het hof leidt dit evenwel niet tot een ander oordeel. Het is aan de wetgever, niet aan de rechter, om in alle gevallen hoger beroep toe te staan van een ontbindingsbeschikking waarbij summierlijk, deels op discretionaire wegingen, is geoordeeld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met het (voormalig) lidmaatschap van de werknemer van een ondernemingsraad. Artikel 6 EVRM waarborgt geen recht op hoger beroep. Dit artikel bevat slechts een minimumnorm inzake procedurele eisen. Het fundamentele recht van toegang tot de rechter omvat niet het recht om een rechtsmiddel aan te wenden en houdt geen verplichting in voor de lidstaten om te bepalen dat beslissingen voor hoger beroep vatbaar zijn. Als zodanig is de beperking van de mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden geen inbreuk op artikel 6 EVRM. Werkneemster erkent dat in eerste aanleg hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Zij stelt zich enkel op het standpunt dat de verklaring van haar ex-OR-voorzitter op een 'vervelende manier terzijde is geschoven'. Deze grief faalt derhalve.
Met de overige grieven bedoelt werkneemster aan te voeren dat de kantonrechter de opzegverboden als bedoeld in de artikelen 7:670a lid 1 en 7:670 lid 5 BW heeft veronachtzaamd. Deze grieven kunnen niet tot vernietiging van de beschikking leiden en falen derhalve, alleen al omdat de toetsing of een opzegverbod aan toewijzing van een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst ex artikel 7:685 BW in de weg staat (het vergewissen of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod), een toetsing binnen het kader van de toepassing van dit artikel vormt en niet tot doorbreking van het appelverbod kan leiden, nu het geen doorbrekingsgrond van deze beschikking betreft.
Volgt verwerping van het hoger beroep.