Rechtspraak
X/Zorg en Zekerheid
Het ziekenfonds Zorg en Zekerheid heeft een schadebedrag aan werknemer uitgekeerd op grond van de Ziekenfondswet, nadat werknemer tijdens de werkzaamheden een arbeidsongeval is overkomen. Werknemer is met zijn been tegen het mes van een grote carrouselsnijmachine gekomen. Thans vordert Zorg en Zekerheid dit schadebedrag van werkgever bij regres ex artikel 83c Ziekenfondswet (oud), nu aan werkgever opzet of bewuste roekeloosheid valt te verwijten wegens schending van de op haar rustende zorgplicht ex artikel 7:658 BW. Werkgever had de snijmachine niet adequaat beveiligd en onvoldoende veiligheidsinstructies verstrekt. De kantonrechter en het hof hebben de vordering toegewezen.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. Bij de beoordeling van het onderdeel moet het volgende worden vooropgesteld.
Ingevolge artikel 83c Zfw geldt het in artikel 83b Zfw aan het ziekenfonds toegekende verhaalsrecht ten opzichte van de naar burgerlijk recht aansprakelijke werkgever van de verzekerde 'slechts' indien het desbetreffende feit te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de werkgever. De in deze bepaling tot uitdrukking komende beperking van de verhaalsmogelijkheid past in het in (onder meer) deze wet gevolgde systeem dat de sociale verzekeraar geen regres moet kunnen nemen op hen die tot de kring der onderneming behoren. Gelet op het uitzonderingskarakter van dit verhaalsrecht zal opzet of bewuste roekeloosheid van de werkgever in de zin van artikel 83c Zfw niet spoedig mogen worden aangenomen. De omstandigheid dat de werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is, brengt op zichzelf niet mee dat op hem door het ziekenfonds regres kan worden genomen (vgl. HR 7 december 1990, nr. 14065, LJN ZC0073, NJ 1991, 596; HR 4 oktober 1991, nr. 14322, LJN ZC0352, NJ 1992, 410). De - zware - eisen die voor het doorbreken van de in artikel 83c Zfw vervatte uitsluiting van het verhaalsrecht aan opzet of bewuste roekeloosheid van de werkgever moeten worden gesteld, brengen mee dat het desbetreffende feit (het arbeidsongeval) in overwegende mate het gevolg dient te zijn van een, aan de leiding van de onderneming te wijten, falende organisatie van de bewuste, risicovolle, werkzaamheden binnen de onderneming van de werkgever, welke van dien aard is dat deze als opzet of bewuste roekeloosheid van de werkgever valt aan te merken. Vorenbedoeld uitzonderingskarakter brengt voorts mee dat, indien in het kader van artikel 83c Zfw ter beantwoording van de vraag of het handelen of nalaten van een werknemer van een rechtspersoon als opzet of bewuste roekeloosheid van de rechtspersoon als werkgever kan gelden, in het algemeen bepalend zal zijn of diens positie binnen de kring van de onderneming in het maatschappelijk verkeer met die van de - voor de organisatie van de betrokken werkzaamheden verantwoordelijke - bestuurder van de rechtspersoon op één lijn gesteld kan worden.
Het hof heeft geoordeeld dat de gedragslijn van de leidinggevende van de snijafdeling aan werkgever moet worden toegerekend, omdat de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken op de snijafdeling door de statutair directeur van werkgever aan de chef van de snijafdeling was overgelaten en de directeur niet ermee bekend was of er werkinstructies waren gegeven. Door te overwegen als hiervoor weergegeven, heeft het hof hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij zijn oordeel niet naar behoren gemotiveerd. Het eerste is het geval indien dat oordeel berust op miskenning van hetgeen hiervoor is vooropgesteld. Indien het hof dit niet heeft miskend, is haar oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Het hof heeft immers geen kenbare aandacht besteed aan de vraag of de positie die de chef van de snijafdeling binnen de onderneming van werkgever inneemt van dien aard is dat diens handelen of nalaten in het maatschappelijk verkeer als handelen of nalaten van werkgever in de zin van artikel 83c Zfw kan gelden.
Volgt vernietiging van het arrest van het hof.