Naar boven ↑

Rechtspraak

X/AFM
Hoge Raad, 27 november 2009
ECLI:NL:HR:2009:BJ7539

X/AFM

Begroting schadevergoeding na onrechtmatige uitlatingen AFM jegens werknemer. Stelplicht en bewijslast

In rechte is komen vast te staan dat AFM onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser door bepaalde uitlatingen te doen die, naar in cassatie moet worden aangenomen, ertoe hebben geleid dat diens toenmalige werkgever niet (langer) bereid was een dienstverband met hem aan te gaan. In deze procedure vordert eiser vergoeding van de als gevolg daarvan door hem geleden materiƫle en immateriƫle schade. Het hof heeft, in navolging van de rechtbank, deze vordering afgewezen in hoofdzaak op de grond dat eiser gelet op de gemotiveerde en gedetailleerde betwisting door AFM niet heeft voldaan aan zijn plicht de hoogte van zijn desbetreffende schade en de gegevens die hij aan zijn berekening ten grondslag legt, voldoende te motiveren. Het hof overwoog dienaangaande dat werknemer zijn schade niet had moeten schatten, maar nauwkeurig had moeten berekenen door een vergelijking te maken tussen hetgeen hij bij werkgever had verdiend en hij na het ontslag feitelijk verdiende. Tegen dit oordeel keert eiser zich in cassatie, stellende dat hij nu juist niet nauwkeurig kan vaststellen wat hij bij werkgever had verdiend en derhalve wel tot schatting over moest gaan.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van de schade dient te zijn dat eiser heeft gesteld dat hij slechts zeer korte tijd bij werkgever heeft gewerkt (minder dan twee weken) en dat hij een mondelinge aanstelling had. In dit licht is het oordeel van het hof zonder nadere toelichting onbegrijpelijk gelet op het partijdebat, waaruit blijkt (a) dat eiser, ook al is dat summier, gegevens over het inkomen dat hij zou hebben verdiend als hij bij werkgever in dienst was gebleven en het inkomen dat hij in werkelijkheid heeft genoten, heeft vermeld, (b) AFM deze volgens haar ontoereikende gegevens verder alleen bij gebrek aan wetenschap heeft betwist, en (c) eiser heeft aangeboden de juistheid van de door hem gestelde inkomensgegevens te bewijzen. Het lag weliswaar op de weg van eiser voldoende concrete feiten te stellen waaruit de vaststelling van de door hem geleden schade kan worden afgeleid, doch van hem mocht daarom nog niet zonder meer worden verlangd dat hij met betrekking tot het inkomen dat hij bij werkgever zou hebben verdiend, bewijsstukken zou overleggen, nu eiser had gesteld dat hij daarover niet kon beschikken voor de periode dat hij daadwerkelijk in dienst van werkgever was, en hij uiteraard geen stukken kon overleggen met betrekking tot de periode na 12 februari 1993 waarin hij niet meer voor werkgever heeft gewerkt. Hij heeft echter gemotiveerd gesteld welk inkomen hij naar zijn inzicht bij werkgever had kunnen verdienen en hij heeft bovendien - zij het eveneens summier - gesteld welk inkomen hij in de desbetreffende periode feitelijk heeft genoten.

Volgt vernietiging van het arrest.