Rechtspraak
werkneemster/Stichting Sovak
Werkneemster is in dienst van Sovak. In 2000 heeft zij gebruikgemaakt van de bij Sovak geldende spaarloonregeling en verzocht tot deblokkering van een geldbedrag ten behoeve van de aanschaf van een nieuwe woning, een bungalow. In 2001 heeft de inspecteur van de belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat het spaartegoed ten onrechte is gedeblokkeerd, omdat niet is gebleken dat de gekochte bungalow tot hoofdverblijf van werkneemster dient. Aan Sovak is een naheffing opgelegd, omdat het uitgekeerde bedrag als nettoloon werd beschouwd. Sovak heeft deze naheffing vervolgens verrekend met het nettoloon van werkneemster. De centrale vraag was of Sovak de naheffingsaanslag op grond van artikel 7:632 lid 1 sub d BW mocht verrekenen met het nettoloon van werkneemster. De kantonrechter en het hof hebben deze vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof, stellende dat Sovak op grond van artikel 31 lid 2, aanhef en onder a.1, sedert 1 januari 2006 artikel 31 lid 1, aanhef en onder a.1, Wet op de loonbelasting 1964 op had moeten komen tegen de opgelegde eindheffing. Door dit niet te doen is het bedrag van de door haar verschuldigde eindheffing niet als te veel betaald loon op werkneemster verhaalbaar. Sovak stelde zich vervolgens op het standpunt dat indien de fiscale regelgeving verhaal op werkneemster in de weg stond, sprake zou zijn van ongerechtvaardigde verrijking van werkneemster waardoor alsnog verrekening mocht plaatsvinden (artikel 7:632 lid 1 sub a BW).
Het hof oordeelt als volgt. Omdat werkneemster wel degelijk in de recreatiewoning heeft gewoond en de naheffing waarschijnlijk ten onrechte is opgelegd, kan geen sprake zijn van ongerechtvaardigde verrijking van werkneemster. Dat er tegen de naheffingsaanslag geen rechtsmiddelen zijn aangewend is, hetgeen alleen Sovak kon doen, komt voor risico van Sovak. Nu aan te nemen valt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en het voor risico van Sovak komt dat zij geen rechtsmiddel tegen de naheffingsaanslag heeft ingesteld, is er geen grond om te oordelen dat werkneemster ongerechtvaardigd is verrijkt. Om dezelfde redenen dient het beroep van Sovak op artikel 6:248 BW te worden verworpen. Sovak was derhalve niet gerechtigd om de naheffing te verrekenen met het nettoloon van werkneemster. De vordering van werkneemster tot terugbetaling van het ingehouden loon is op deze grond toewijsbaar.