Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Limburg, 4 december 2009
ECLI:NL:RBMAA:2009:BK5353

werknemer/werkgever

Fysiotherapeute geen recht op inzage administratie werkgever ter berekening van haar loon. Uitleg overeenkomst na wetswijziging

Werkneemster is van 1 januari 1989 tot 1 juli 2008 in loondienst werkzaam geweest als fysiotherapeute bij werkgever. Werkneemster ontving maandelijks voorschotten op het loon. Aan het einde van ieder jaar werd het salaris - dat afhankelijk was van de gerealiseerde omzet - berekend. In de loop van 2007 is tussen partijen discussie ontstaan over de wijze waarop sedert 1 januari 2005 door werkgever het loon werd berekend. Omdat volgens werkneemster een onjuiste methode werd gehanteerd en een te laag loon werd betaald, heeft zij inzage gevraagd in de volgens werkneemster voor een juiste berekening benodigde omzetgegevens van werkgever, meer in het bijzonder de omzet die is gerealiseerd door behandelingen van patiƫnten door werkneemster. Werkgever heeft geweigerd om werkneemster inzage te verstrekken. Werkneemster stelt, onder verwijzing naar artikel 843a Rv en artikel 7:619 BW, recht op en spoedeisend belang te hebben bij inzage of afschrift van bescheiden waaruit blijkt van de door haar gerealiseerde omzetten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen sprake van rechtsverwerking of bindende kracht van het in kracht van gewijsde gegane vonnis uit 2006. Hoewel werkneemster toen ook een loonvordering jegens werkgever heeft ingesteld, had deze betrekking op een andere periode zodat de inhoud van dat vonnis geen bindende kracht heeft voor de huidige procedure.

Gelet op de sinds 1 januari 2005 ingevoerde wijzigingen in het zorgverzekeringsstelsel kan - alleen al omdat geen onderscheid meer bestaat tussen (de vergoeding voor de behandeling van) ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden - artikel 6 van de arbeidsovereenkomst voor de berekening van het loon van werkneemster vanaf 1 januari 2005 niet op exact dezelfde manier worden toegepast als daarvoor. In dit kort geding kan niet met de voor toewijzing van de vordering noodzakelijke mate van zekerheid worden vastgesteld dat het loon (nog steeds) 63,7% van de door werkgever bij de diverse zorgverzekeraars - ter zake van behandelingen door werkneemster - gedeclareerde bedragen dient te zijn. Gezien artikel 6 lid 2 van de arbeidsovereenkomst: 'Deze percentages worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van het inkomensbestanddeel en relevante delen van het kostendeel van de tarieven, zoals door de beroepsorganisaties WF en LVFD wordt aangegeven, rekening houdend met de in de praktijk gekozen werkwijze', acht de voorzieningenrechter veeleer aannemelijk dat de door de KNGF (kennelijk in dit opzicht de opvolger van de in de arbeidsovereenkomst genoemde WF en LVFD) geadviseerde normbedragen als grondslag voor de salaris-berekening dienen te worden gehanteerd. Dit lijkt meer in overeenstemming met het systeem dat partijen in de arbeidsovereenkomst hebben neergelegd en de wijze waarop zij daaraan in de jaren dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd uitvoering hebben gegeven. De CAO, in het midden latend of deze (op onderdelen) nog van toepassing is, noopt niet tot een andere uitleg van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft in kort geding geen recht op afgifte van gegevens door haar voormalige werkgever ter berekening van een loonvordering waarvan voorshands onvoldoende aannemelijk is dat zij op die gegevens kan worden gebaseerd. Mede gelet op het belang van werkgever om verschoond te blijven van inbreuken op haar persoonlijke levenssfeer en tijdrovende of dure werkzaamheden, brengen bovenstaande overwegingen mee dat de gevorderde voorzieningen worden geweigerd.

  • Wetsartikelen: 7:619 BW en 843a Rv
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: loonvordering, exhibitieplicht en uitleg overeenkomst na wetswijziging