Rechtspraak
Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 december 2009
ECLI:EU:C:2009:770
Rodríguez Mayor/ De las Heras Dávila e.a.
Werknemers waren in dienst van een natuurlijke persoon als werkgever. Nadat deze persoon komt te overlijden en de erfgenamen de erfenis verwerpen, zijn de arbeidsovereenkomst volgens de nationale regeling van rechtswege geëindigd. Krachtens nationaal recht zijn de regels van collectief ontslag niet van toepassing in dergelijke situaties. De verwijzende rechter vraagt zich af of de uitsluiting van collectief ontslag in casu niet in strijd is met de richtlijn, zodat werknemers recht hebben op schadevergoeding.
Het Hof van Justitie EG oordeelt als volgt. Uit de Richtlijn 98/59 volgt nergens dat de regeling van collectief ontslag ook op de situatie waarin een werkgever-natuurlijke persoon komt te overlijden van toepassing is. Voorts blijkt uit alle bepalingen van deze richtlijn dat er een voornemen tot ontslag moet zijn en dat de werkgever in het kader van dit ontslag aan consultatie en informatieverstrekking moet doen. De hoofddoelstelling van Richtlijn 98/59, namelijk collectieve ontslagen te doen voorafgaan door een raadpleging van de vertegenwoordigers van de werknemers en een kennisgeving aan de bevoegde overheidsinstantie, kan echter niet worden bereikt wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van het voltallige personeel van een door een natuurlijk persoon geëxploiteerde onderneming eindigen omdat de activiteiten van deze onderneming worden stopgezet ten gevolge van het overlijden van de werkgever, als 'collectief ontslag' wordt aangemerkt, aangezien die raadpleging dan niet zou kunnen plaatsvinden en het dus onmogelijk zou zijn om de beëindigingen van arbeidsovereenkomsten te voorkomen of het aantal ervan te verminderen dan wel of de gevolgen ervan te verzachten. Bovendien heeft Richtlijn 98/59 niet tot doel om een algemeen mechanisme voor financiële compensatie op communautair niveau op te zetten bij verlies van arbeid.
Bijgevolg oordeelt het Hof:
Artikel 1, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die bepaalt dat wanneer de arbeidsovereenkomsten van verscheidene werknemers die een natuurlijk persoon als werkgever hebben, eindigen omdat deze laatste is overleden, geen sprake is van collectief ontslag.
Richtlijn 98/59 verzet zich niet tegen een nationale regeling die verschillende vergoedingen toekent naargelang de werknemer zijn baan heeft verloren omdat de werkgever is overleden of omdat hij het slachtoffer is geweest van collectief ontslag.