Rechtspraak
werknemer/Fortis
Werknemer is sinds 1997 in dienst van Fortis. Vanaf 2005 heeft werknemer - met toestemming van de directeur - privé-eigendommen opgeslagen in een garagebox van Fortis. Na een verbouwing in 2006 is een kostbare kast van werknemer vernietigd. Werknemer vordert thans schadevergoeding van Fortis. Primair op grond van artikel 7:600 jo. 7:602 BW en subsidiair op grond van artikel 6:162 BW.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 7:600 BW is bewaarneming de overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven. Het element 'toevertrouwen' dient de strekking te hebben dat de bewaarnemer de verplichting op zich neemt om de zaak te bewaren en te verzorgen. Uit de stellingen van werknemer kan slechts worden afgeleid dat Fortis hem het gebruik om niet heeft verschaft van de garagebox. Gesteld noch gebleken is dat partijen overeen zijn gekomen dat Fortis de opgeslagen zaken van werknemer ook onder haar hoede zou nemen of, anders gezegd, er ook voor zou zorgen. De primaire vordering faalt derhalve.
Van onzorgvuldigheid aan de zijde van Fortis is geen sprake. Fortis heeft immers werknemer tijdig geïnformeerd omtrent de voorgenomen verbouwing en heeft werknemer daardoor tijdig in de gelegenheid gesteld om zijn zaken weg te halen. Meer heeft Fortis niet hoeven doen. De vermissing van de kaaskast is veeleer het gevolg van de keuze van werknemer om deze in de garagebox achter te laten, dan van enige nalatigheid of onzorgvuldigheid van Fortis. De subsidiaire vordering faalt derhalve eveneens.