Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Hoge Raad, 18 december 2009
ECLI:NL:HR:2009:BK1603

werknemer/werkgever

Concurrentiebeding, wanprestatie en ontslag op staande voet, artikel 81 RO

Werknemer is op 1 oktober 2000 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie jaar. Nadat werkgever aan werknemer te kennen heeft gegeven de arbeidsovereenkomst niet te verlengen, is werknemer tijdens de resterende dienstbetrekking en in strijd met het concurrentie- en relatiebeding klanten gaan werven voor zijn eigen onderneming, alsmede werknemers van werkgever gaan werven voor zijn eigen bedrijf. Werkgever heeft werknemer op staande voet ontslagen. Nadat werknemer de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen, heeft werkgever het ontslag op staande voet willen intrekken. Werknemer heeft zich echter op standpunt gesteld dat sprake is van een onregelmatige opzegging. In feitelijke instanties is werknemer veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens wanprestatie tijdens de arbeidsovereenkomst, alsmede betaling van de verbeurd verklaarde boetes. Werknemer heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, stellende dat onbegrijpelijk is dat het hof geen gewicht heeft toegekend aan het feit dat werknemer niet met zoveel woorden om opdrachten van klanten van werkgever heeft gevraagd alsmede het feit dat werknemers van werkgever ontevreden waren en sowieso naar werknemer waren gekomen.

De A-G concludeert tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad verwerpt het beroep onder verwijzing naar artikel 81 RO.