Rechtspraak
werkneemster/Staat der Nederlanden
Werkneemster is sinds 1984 in dienst van het Nederlandse Consulaat-Generaal te Duitsland. In 1998 is een nieuwe loonsystematiek ingevoerd, welke als volgt verliep:
a. vaststelling van een bruto, markersconform, loon in Duitsland;
b. fictieve belastingheffing in Duitsland;
c. betaling van een nettoloon;
d. brutering van het netto loon in Nederland;
e. belastingheffing in Nederland (voor de in Nederland belastingplichtige lokale medewerkers).
De nieuwe loonsystematiek had grote gevolgen voor de bruto- en nettosalarissen van de lokale werknemers. Voor lokale medewerkers zijn overgangsmaatregelen getroffen. Omdat de terugval in salaris niet volledig door de maatregelen werd gecompenseerd, is toen tevens besloten voor de zittende lokale medewerkers met de Nederlandse nationaliteit – waaronder werkneemster – bij de fictieve Duitse belastingheffing, benodigd voor de berekening van hun nettosalaris, uit te gaan van de voor hen meest gunstige belastingtariefgroep ('Steuerklasse III'), geldend voor gehuwden, ook indien zij daar gezien hun persoonlijke omstandigheden naar Duits recht niet onder zouden vallen. Aldus behoefde minder belasting te worden 'ingehouden' hetgeen resulteerde in een hoger uit te betalen nettoloon. In 2004 bericht de minister van Buitenlandse Zaken aan werkneemster dat met ingang van 1 januari 2005 voor alle lokale medewerkers alsnog de juiste Steuerklasse zou worden toegepast. Voor werkneemster als alleenstaande betekende dit indeling in klasse I en daarmee een vermindering van het door haar ontvangen nettoloon met € 378,05 per maand. Voor diegenen die voorheen als gevolg van de onjuiste Steuerklasse-indeling een te hoog netto loon ontvingen, waaronder werkneemster, is een overgangsmaatregel getroffen, hieruit bestaande dat gedurende maximaal zes jaar een maandelijkse nettotoeslag op het loon wordt toegekend ter hoogte van het verschil tussen het te hoge nettoloon en het juiste nettoloon, welke toeslag jaarlijks – voor het eerst per 1 juli 2005 – met € 50 netto per maand wordt verlaagd tot een maximum van € 400 netto per maand. De algemene salarisverhogingen en eventuele loonnummers zullen eveneens (tot voormeld maximum) op de toeslag in mindering worden gebracht. Werkneemster heeft vervolgens de Staat gedagvaard en gevorderd een verklaring voor recht dat de Staat bij de berekening van het nettoloon van werkneemster Steuerklasse III moet blijven toepassen, en een veroordeling van de Staat tot betaling van haar (oude) salaris.Volgens werkneemster was de indeling in Steuerklasse III een arbeidsvoorwaarde verworden die niet eenzijdig mocht worden gewijzigd. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
De hof oordeelt als volgt. Op basis van artikel 6 lid 2 EVO wordt een arbeidsovereenkomst, bij gebreke van een rechtskeuze door partijen, primair beheerst door het recht van het land waar de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. Blijkt uit het geheel der omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land, dan is het recht van dat andere land toepasselijk (art. 6 lid 2 slot EVO). Hoewel in het onderhavige geval de werkneemster steeds op het Consulaat-Generaal in Duitsland werkzaam is geweest, is het hof evenals de kantonrechter van oordeel dat de arbeidsovereenkomst desondanks nauwer is verbonden met een ander land, te weten Nederland.
Het hof stelt voorop dat het bepaalde in artikel 7:613 BW ingevolge artikel 7:615 BW niet rechtstreeks van toepassing is. Gesteld noch gebleken is dat deze bepaling tussen partijen van toepassing is verklaard. In deze zaak draait het derhalve om het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW. Onder de omstandigheden van dit geval acht het hof het niet onaanvaardbaar dat de Staat aan de – bewuste – handhaving van de fictieve Steuerklasse-indeling van werkneemster wordt gehouden, totdat deze eventueel in het kader van een periodieke algemene herijking wordt afgeschaft met een daarbij behorende overgangsmaatregel. De wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW is niet van toepassing krachtens artikel 7:615 BW.
Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter.