Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 juli 2009
ECLI:NL:GHARN:2009:BK7226
werkneemster/Aannemers Inkoop Centrale A.I.C.
Werkneemster (63 jaar) is in 1969 in dienst getreden van Aannemers Inkoop Centrale A.I.C. (AIC), laatstelijk in de functie van Hoofd Administratie. Werkneemster is in 2001 uitgevallen wegens ziekte. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat sprake is geweest van langdurige roofbouw door werkneemster in haar eigen functie vanwege perfectionisme en het gevoel van miskenning door haar werkgever. AIC heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI per 1 augustus 2004 opgezegd. Werkneemster vordert schadevergoeding op grond van artikel 7:658 BW wegens burn-out alsmede op grond van artikel 7:681 BW. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Gelet op het feit van algemene bekendheid dat een burn-out door veel omstandigheden kan ontstaan en sterk individueel bepaald is, zal de werknemer die stelt dat hij door zijn werk stressklachten heeft gekregen, concrete feiten en omstandigheden met betrekking tot de werksituatie moeten stellen, op grond waarvan kan worden aangenomen dat, c.q. in hoeverre, zijn klachten door zijn werk en niet door iets anders zijn ontstaan. Immers, wanneer sprake is van een volstrekt normale werksituatie en een werknemer niettemin niet tegen de werkdruk is bestand, kan niet gezegd worden dat zijn stress door zijn werkzaamheden is veroorzaakt. Ook kan in een dergelijke situatie van de werkgever niet worden verwacht dat hij maatregelen neemt ter voorkoming van stress. Maatregelen zijn pas dan geïndiceerd, wanneer voor de werkgever duidelijk is (gemaakt) dat een bepaalde (wijziging in de) werksituatie het risico van stressklachten voor deze werknemer met zich brengt. Deze stelplicht en bewijslast rust in casu op werkneemster. Uit rapportages blijkt dat het ontstaan van de burn-out ten minste mede is te wijten aan haar karakterstructuur. Anders dan werkneemster met een beroep op artikel 3 lid 1 sub c Arbowet aanvoert, oordeelt het hof dat op AIC niet de verplichting rustte om, zonder dat dit door werkneemster ter sprake was gebracht, de werkzaamheden die werkneemster al jaren naar tevredenheid van beide partijen uitvoerde in omvang terug te brengen, ook niet in het licht van de karakterstructuur van werkneemster. Het lag op de weg van werkneemster om haar werkgever ervan op de hoogte te brengen dat zij problemen ervoer ten aanzien van de (omvang van de) werkzaamheden. Het beroep op artikel 7:658 BW faalt derhalve.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering op grond van kennelijk onredelijk ontslag, oordeelt het hof dat AIC geen verwijt kan worden gemaakt van de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid. Dat na twee jaar arbeidsongeschiktheid zonder uitzicht op herstel, AIC gebruik heeft gemaakt van haar opzegbevoegdheid maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Ook niet als er geen financiële voorzieningen voor werkneemster zijn getroffen.
Volgt bekrachtiging vonnis kantonrechter.