Rechtspraak
werknemer/Stokkers BV
Werknemer is op 4 april 1972 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Stokkers, in de functie van Timmerman 1. Op 23 maart 2009 heeft werknemer op verzoek van Stokkers een 'verklaring ontslag met wederzijds goedvinden' getekend wegens bedrijfseconomische redenen, met als ontslagdatum 15 augustus 2009. In augustus 2009 heeft werknemer opnieuw een verklaring getekend, met ditmaal 3 oktober 2009 als ontslagdatum. Eind september heeft werknemer andermaal een verklaring getekend met ditmaal als ontslagdatum 31 oktober 2009. Werknemer stelt zich op het standpunt dat zijn arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en vordert loon. Primair stelt werknemer dat hij gedwaald heeft omtrent het tekenen van de beëindigingsovereenkomst. Indien Stokkers hem goed had geïnformeerd, dan had hij niet ingestemd met de beëindiging. Subsidiair stelt werknemer dat de verlengingen van de einddatum van de beëindigingsovereenkomst moeten worden beschouwd als tijdelijke arbeidsovereenkomsten na beëindiging met wederzijds goedvinden, zodat sprake is van toepassing van de Ragetlie-regeling.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De wil van werknemer was feitelijk niet gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar op de door Stokkers telkens in het vooruitzicht gestelde voortzetting van het dienstverband, al dan niet na een tijdelijke periode van (deeltijd)WW, na afloop van de recessie. Voorts heeft Stokkers tegenover haar werknemers ‘uitgedragen’ dat de beëindigingovereenkomst de beste weg was voor alle partijen en de werknemers op deze wijze na de recessie weer zouden kunnen terugkeren. Hierdoor is mogelijk niet alleen sprake van dwaling aan de zijde van werknemer maar naar voorlopig oordeel heeft Stokkers door deze handelwijze, hoe goedbedoeld die ongetwijfeld was, werknemer, feitelijk onder druk gezet en misbruik gemaakt van de omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW. Immers tekenen betekende kans op verlenging - is ook tweemaal geëffectueerd - dan wel terugkeer na de recessie, niet-tekenen bood die kansen niet. Daarbij komt nog dat Stokkers haar werknemer onvoldoende heeft geïnformeerd. Indien werknemer wist dat bij een juiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel hij niet voor ontslag in aanmerking zou zijn gekomen, had hij waarschijnlijk nimmer getekend. Derhalve is tevens sprake van dwaling.
Volgt toewijzing loonvordering werknemer.