Naar boven ↑

Rechtspraak

Wolf
Hof van Justitie van de Europese Unie, 12 januari 2010

Wolf

Operationaliteit van nooddiensten rechtvaardigt leeftijdsgrens van 30 jaar bij werving en selectie

Wolf heeft op 4 oktober 2006 gesolliciteerd om bij het middenkader van de brandweertechnische dienst te worden aangesteld bij Stadt Frankfurt am Main. Stadt Frankfurt am Main heeft Wolf bericht dat hij niet in aanmerking komt voor deze functie daar hij de leeftijd van 30 jaar had overschreden. Wolft heeft vervolgens schadevergoeding gevorderd stellende dat zijn afwijzing in strijd is met de richtlijn 2000/78. De verwijzende rechter vraagt zich af of het leeftijdsonderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Het Hof van Justitie EG oordeelt als volgt. Met zijn eerste tot en met negende vraag, die samen moeten worden behandeld, wenst de verwijzende rechter te vernemen wat de omvang is van de manoeuvreerruimte van de nationale wetgever om te bepalen dat een verschil in behandeling op grond van leeftijd geen door het gemeenschapsrecht verboden discriminatie is. In het bijzonder wenst hij te vernemen of doelstellingen zoals de wens om een lange diensttijd voor de ambtenaren te verzekeren, de omvang van sociale uitkeringen te beperken, een evenwichtige leeftijdsstructuur per loopbaan te organiseren of te zorgen voor een minimumdiensttijd vóór pensionering, legitieme overwegingen zijn in de zin van artikel 6 lid1 van de richtlijn, en of vaststelling van de leeftijdsgrens voor aanwerving bij het middenkader van de brandweertechnische dienst op 30 jaar een voor de verwezenlijking van deze doelstellingen passend en noodzakelijk middel is. Van belang in dit geval is dat volgens de bewoordingen van artikel 4 lid 1 van de richtlijn 'een verschil in behandeling dat op een kenmerk in verband met een van de in artikel 1 [van deze richtlijn] genoemde gronden berust, geen discriminatie vormt, indien een dergelijk kenmerk, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is.' Daaruit blijkt dat niet het motief voor het verschil in behandeling, maar een kenmerk van dit motief een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste moet vormen. Om uit te maken of het verschil in behandeling op grond van leeftijd in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling gerechtvaardigd is, moet worden nagegaan of de fysieke bekwaamheid een leeftijdsgebonden kenmerk is en of die bekwaamheid een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste is voor de betrokken beroepsactiviteit of voor de uitoefening ervan, voor zover het met die regeling nagestreefde doel legitiem is en dit vereiste evenredig is met het nagestreefde doel. De wens om de operationaliteit en de goede werking van de beroepsbrandweer te verzekeren blijkt dus een legitieme doelstelling in de zin van artikel 4 lid 1 van de richtlijn te zijn. De omstandigheid dat brandweermannen in het middenkader fysieke capaciteiten van een bijzonder hoog niveau moeten hebben, wordt beschouwd als een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste voor de uitoefening voor het beroep van brandweerman bij het middenkader van de brandweertechnische dienst in de zin van artikel 4 lid1 van de richtlijn. Deze omstandigheid blijkt leeftijdsgebonden te zijn en de leeftijdsgrens is een geschikt middel om het doel (operationaliteit van nooddiensten) te bereiken.

Bijgevolg oordeelt het Hof:

- Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, waarbij voor aanwerving voor een aanstelling bij het middenkader van de brandweertechnische dienst een leeftijdsgrens van 30 jaar wordt vastgesteld.

  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL)
  • Trefwoorden: WGBL, leeftijdsonderscheid, werving en selectie, beroepseisen en objectieve rechtvaardiging