Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 18 januari 2010
ECLI:NL:RBHAA:2010:BL0864
werknemer/RD Service BV
Werknemer is bij RD Service in dienst geweest in de functie van Hoofd Bedrijfsbureau. Op de arbeidsovereenkomst was een relatie- en concurrentiebeding met boetebepaling van toepassing. Bij beschikking van 28 augustus 2009 heeft de kantonrechter te Haarlem de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en RD Service ontbonden per 15 september 2009, met toekenning aan werknemer van een vergoeding van € 40.000 bruto. Kort na de beëindiging van het dienstverband met RD Service, heeft werknemer aan RD Service medegedeeld als bedrijfsleider in dienst te willen treden van Hodal B.V. te Almere en RD Service verzocht hem in dat geval niet aan het concurrentiebeding te houden. RD Service heeft dit geweigerd, waarop Hodal het aanbod aan werknemer heeft ingetrokken. Thans vordert werknemer schorsing van het concurrentiebeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Schorsing van het concurrentiebeding is alleen dan mogelijk, indien komt vast te staan dat werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van RD Service, onbillijk wordt benadeeld door de handhaving van het beding. Er dient dus een afweging van de wederzijdse belangen van partijen plaats te vinden. Daartoe is ten minste vereist dat werknemer concreet uitzicht heeft op een functie waarin hij werkzaamheden zal gaan verrichten die mogelijkerwijs strijdig zijn met de inhoud van het concurrentiebeding. Gesteld noch gebleken is dat dit het geval is. Dit betekent dat niet kan worden beoordeeld of werknemer in strijd met het concurrentiebeding zal gaan handelen of niet. Daardoor is een afweging van het belang van werknemer bij schorsing van het concurrentiebeding met dat van RD Service bij handhaving ervan, niet mogelijk. De (primaire) vordering tot schorsing van het concurrentiebeding dan wel matiging van het concurrentiebeding en de boete, dient dan ook bij gebrek aan belang te worden afgewezen.