Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Coöperatieve Rabobank Schouwen-Duiveland
Gerechtshof Den Haag, 19 januari 2010
ECLI:NL:GHSGR:2010:BL2560

werknemer/Coöperatieve Rabobank Schouwen-Duiveland

Verzuim mededeling werknemer nieuwe baan leidt tot vernietiging beëindigingsovereenkomst wegens dwaling werkgever

Werknemer (54 jaar) is vanaf 1 oktober 1986 tot en met 30 april 2005 in dienst geweest van Rabobank Schouwen-Duiveland, in de functie van makelaar. In 2004 heeft Rabobank Schouwen-Duiveland besloten om haar makelaarsactiviteiten af te stoten. In dat kader is met werknemer een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is overeengekomen dat er ontbinding zal worden verzocht met C=1,125. Indien werknemer binnen twee jaar na einde van de arbeidsovereenkomst weer in dienst zou treden van de Rabobank Groep, dan diende hij 50% van deze vergoeding terug te betalen. De overeenkomst is door Rabobank op 11 mei 2005 getekend retour ontvangen. Op 1 mei 2005 is werknemer in dienst getreden van Stad : Zeeland Makelaars, een onderneming waarvan Rabobank Beveland enig aandeelhouder is. Rabobank heeft vervolgens de vaststellingsovereenkomst partieel vernietigd wegens dwaling en slechts 50% van de ontbindingsvergoeding uitbetaald. De kantonrechter heeft Rabobank in het gelijk gesteld.

Het hof oordeelt als volgt. In het kader van de onderhandelingen over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst met Rabobank Schouwen-Duiveland tot een einde zou kunnen komen, met het oog op de hoogte van een aan hem toe te kennen vergoeding in het gesprek met Rabobank Schouwen-Duiveland op 15 april 2005, had werknemer niet had mogen verzwijgen dat Stad : Zeeland hem de mogelijkheid had geboden aansluitend bij haar aan het werk te gaan. Dit verzwegen feit is immers van belang voor de beantwoording van de vraag of, en zo ja, tot welke hoogte, door Rabobank Schouwen-Duiveland aan de werknemer een vergoeding zou worden aangeboden bij de beëindiging van het dienstverband. Vanwege dat belang rustte de mededelingsplicht ook op de werknemer. Ter begroting van het nadeel van Rabobank Schouwen-Duiveland dient te worden bezien welke vergoeding Rabobank Schouwen-Duiveland bereid zou zijn geweest aan de werknemer te voldoen indien hij de voor hem bestaande mogelijkheid om aansluitend bij Stad : Zeeland in dienst te treden in het gesprek op 15 april 2005 had meegedeeld aan Rabobank Schouwen-Duiveland. Het hof acht het niet aannemelijk dat de Rabobank Schouwen-Duiveland in dat geval tot meer bereid zou zijn geweest dan betaling van 50% van het overeengekomen bedrag overeenkomstig de regeling die zij standaard hanteert voor het geval de ex-werknemer – na het eindigen van de arbeidsovereenkomst, hetgeen iets wezenlijk anders is dan dwaling ten gevolge van verzwijging, zoals in dit geval aan de orde is – bij een (dochter van een) Rabobank in dienst treedt.