werknemer/Architekten Cie

Werknemer (53 jaar) is op 1 maart 1992 in dienst getreden van Architekten Cie, laatstelijk in de functie van systeembeheerder. Met toestemming van het UWV WERKbedrijf zegt Architekten Cie op 24 augustus 2009 de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische noodzaak per 1 februari 2010 op. In oktober verlangt werknemer een ontslagvergoeding. Architekten Cie stelt zich op het standpunt dat de financiële situatie geen vergoeding toestaat. Op 20 november 2009 verzoekt werknemer daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Omdat de arbeidsovereenkomst nog tot 1 februari 2010 bestaat, is de werknemer ontvankelijk in zijn verzoek. Nu echter de arbeidsovereenkomst als gevolg van de opzegging door Architekten Cie nog maar een beperkte looptijd heeft, heeft de kantonrechter overeenkomstig de in de beschikking van de Hoge Raad van 11 december 2009 neergelegde maatstaf, na te gaan of van een zodanige verandering in de omstandigheden sprake is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip hoort te eindigen dan waartegen is opgezegd. In dat kader merkt de kantonrechter op dat werknemer heeft aangevoerd dat hij op korte termijn zekerheid wil hebben over de eventuele ontslagvergoeding. De enkele omstandigheid dat een werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt en de werknemer gezien de gevolgen die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor hem heeft een vergoeding verlangt, is onvoldoende om een zodanige verandering in de omstandigheden aan te merken dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve eerder dient te eindigen dan de dag waartegen de arbeidsovereenkomst is opgezegd. De vraag of werknemer aanspraak kan maken op een vergoeding ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de door Architekten Cie gedane opzegging dient te worden beantwoord in een afzonderlijke dagvaardingsprocedure aan de hand van het bepaalde in artikel 7:681 BW.

Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.