Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam, 28 oktober 2009
ECLI:NL:RBROT:2009:BL3950
Stichting Werkgeversinstituut Sociaal Cultureel Werk Rotterdam/ECCR
Stichting Werkgeversinstituut Sociaal Cultureel Werk Rotterdam (WGI) is een stichting zonder winstoogmerk, die ondersteunende diensten aanbiedt aan non-profitorganisaties op het gebied van sociaal-cultureel werk. WGI biedt zich onder meer aan als uitvoerder van het werkgeverschap. Daarbij kunnen medewerkers van organisaties bij het WGI in dienst treden, waardoor het WGI de organisatie de bij het werkgeverschap behorende verplichtingen en administratieve lasten grotendeels uit handen neemt. Gedaagde drijft een eenmanszaak genaamd European Education Consultancy Rotterdam (EECR). Gedaagde heeft op enig moment aansluiting verzocht bij WGI. In dat kader zijn drie overeenkomsten gesloten, te weten: a) een arbeidsovereenkomst tussen gedaagde en WGI voor de duur van een jaar; b) een detacheringsovereenkomst tussen WGI en EECR; en c) een aansluitingsovereenkomst tussen WGI en EECR, waarbij EECR zich verplichtte gedaagde te werk te stellen en aan WGI middels voorschotten alle loon- en andere kosten te betalen. Thans vordert WGI € 25.000,= van gedaagde in zijn hoedanigheid als EECR wegens niet betaalde voorschotten op het loon van gedaagde. Gedaagde verweert zich met de volgende stellingen: a) de rechtbank is niet bevoegd, daar het in de kern gaat om een aardvordering (arbeidsovereenkomst); b) de overeenkomsten zijn nietig wegens strijd met dwingend recht, te weten artikelen 7:690 BW, 7:632 lid 4 BW en artikel 9 Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs; c) er is sprake van schending van het goed werkgeverschap wegens onvoldoende informatie omtrent de gevolgen voor gedaagde bij het aangaan van de overeenkomsten.
De rechtbank oordeelt als volgt. De grondslag van de vordering van WGI is nakoming van de tussen WGI en gedaagde gesloten aansluitingsovereenkomst. Het betreft hier naar het oordeel van de rechtbank geen zaak als bedoeld in artikel 93 aanhef en onder c Rv, zodat de rechtbank de procedure niet zal verwijzen naar de kantonrechter. De stelling van werknemer dat sprake is van nietigheid faalt. De artikel 7:690 BW, 7:632 lid 4 BW en artikel 9 Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs, zijn immers niet van toepassing op de aannemingsovereenkomst of detacheringsovereenkomst. Dat de overeenkomsten innerlijk tegenstrijdig lijken, komt doordat gedaagde als werknemer tevens de eenmansonderneming drijft. Ook deze grond leidt evenwel niet tot nietigheid. Het beroep op dwaling faalt eveneens, wegens onvoldoende onderbouwing van gedaagde. De aansluiting bij PGGM op grond van de arbeidsovereenkomst en de navordering btwvan de Belastingdienst leveren onvoldoende grond op om anders te oordelen. Ten slotte is is ook het beroep op schending van artikel 7:611 BW ongegrond wegens onvoldoende onderbouwing van stellingen.
Volgt toewijzing vordering WGI.