Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metalektro/geopposeerden
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 10 februari 2010
ECLI:NL:RBHAA:2010:BL5010

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metalektro/geopposeerden

Dwangbevel bedrijfstakpensioenfonds heeft formele rechtskracht na verstrijken 30 dagen termijn ex artikel 21 lid 5 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Werkgever heeft tot 31 december 2007 een onderneming geëxploiteerd, genoemd Star Airservice v.o.f. (Star). Op 14 december 2006 heeft de Raad van Overleg Metalektro (ROM) aan Star bericht dat zij onder de verplichtstelling viel en gehouden was tot afdracht van pensioenpremies aan Stichting Bedrijfspensioenfonds. Star betwist dat zij onder de werkingssfeer van de CAO-Metalektro valt en heeft geen betalingen verricht. Op 12 september 2008 heeft Stichting Bedrijfspensioenfonds een dwangbevel tegen Star uitgevaardigd tot afdracht van € 81.745,= ter zake van achterstallige pensioenpremies over 2007, inclusief verhoging. Nadat de Stichting Pensioenfonds Metalektro in december 2008 is overgegaan tot executiemaatregelen, heeft Star een verklaring voor recht gevorderd dat zij niet onder het toepassingsbereik van de CAO-Metalektro valt. Bij verstekvonnis is Star in het gelijk gesteld. Tegen dit oordeel komt de Stichting Bedrijfspensioenfonds thans in verzet. Stichting Bedrijfspensioenfonds vordert kort gezegd nietigverklaring van het verstekvonnis. Star, althans werkgever, is niet binnen de daarvoor geldende termijn van 30 dagen na betekening van het dwangbevel in verzet gekomen, zoals voorgeschreven in artikel 21 lid 5 Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf). Dit heeft tot gevolg dat het dwangbevel formele rechtskracht heeft gekregen en dat de vraag of de aanslag terecht of onterecht is opgelegd, niet meer aan de orde is. Bij de gevorderde verklaring voor recht dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, heeft Star geen belang meer, nu de aanslag, ongeacht de beslissing van de kantonrechter op de vordering, onherroepelijk is verschuldigd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu Star heeft nagelaten tegen het dwangbevel in verzet te komen, heeft door het verstrijken van de termijn zonder dat het rechtsmiddel is aangewend, het dwangbevel - dat ingevolge artikel 21 lid 4 Wet Bpf een executoriale titel oplevert - rechtskracht verkregen. Daarmee is de rechtstoestand tussen partijen komen vast te staan. Een uitspraak in de onderhavige procedure kan daarin geen verandering brengen. Bij de gevorderde verklaring voor recht dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, heeft Star dan ook geen belang, zodat het gedeelte van de oorspronkelijke vordering dat hierop betrekking heeft, zal worden afgewezen. Voor zover Star heeft beoogd door middel van deze procedure in verzet te komen tegen het dwangbevel, geldt dat ook dit leidt tot afwijzing van de vordering. In dat geval moet immers geoordeeld worden dat Star niet binnen 30 dagen na betekening van het dwangbevel, en derhalve niet tijdig in verzet is gekomen.

  • Wetsartikelen: 21 lid 5 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
  • Onderwerpen: Pensioen
  • Trefwoorden: Bedrijfstakpensioenfonds, verzettermijn, dwangbevel en formele rechtskracht