Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland, 7 januari 2010
ECLI:NL:RBALK:2010:BL4911
werkneemster/Texelse Wol Onderneming BV
Werkneemster is sinds 2000 in dienst van Texelse Wol Onderneming BV (TWO), in de functie van Naaister B. In verband met forse verliezen en drastische achteruitgang van werkzaamheden, heeft TWO de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV WERKbedrijf per 1 februari 2009 opgezegd. Werkneemster stelt zich thans op het standpunt dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag en vordert € 8.836,= aan schadevergoeding. Volgens werkneemster heeft TWO het afspiegelingsbeginsel onjuist toegepast, zijn de gevolgen van het ontslag voor werkneemster te ingrijpend en is voorts in strijd gehandeld met artikel 7:648 BW (verboden onderscheid naar arbeidsduur).
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het afspiegelingsbeginsel is niet van toepassing op werkneemster. Voorts heeft TWO voldoende aannemelijk gemaakt belang te hebben bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De gevolgen van deze opzegging zijn echter - nu werkneemster geen financiële compensatie heeft ontvangen - gezien alle omstandigheden van het geval, kennelijk onredelijk. Met betrekking tot de hoogte van de schadevergoeding overweegt de rechter het volgende. TWO had voor het aanvragen van een ontslagvergunning via het UWV WERKbedrijf een vergoeding ad € 2.028,= aangeboden om teruggang in het inkomen zo veel mogelijk te compenseren voor een periode van één jaar na uitdiensttreding. Dat er van een volstrekte onmogelijkheid tot het treffen van een afvloeiingsregeling aan de kant van TWO sprake was, verwerpt de kantonrechter derhalve. Verder houdt de kantonrechter er rekening mee dat is gebleken dat werkneemster thans geen nieuw vast werk heeft en is aangewezen op seizoensarbeid. Nu werkneemster verder geen schadecomponenten heeft aangevoerd, zal de kantonrechter haar schade begroten op een bedrag van € 2.028,=. Het gevorderde wordt tot dat bedrag toegewezen.