werknemer/Nu-Swift Brandbeveiliging BV

Werknemer heeft tijdens zijn korte dienstverband met Nu-Swift een eigen onderneming opgericht, genaamd Secureply. Secureply is net als Nu-Swift actief op de markt van brandwerende middelen. Nu-Swift heeft de contractuele boetes gevorderd wegens overtreding van het concurrentiebeding en nevenactiviteitenbeding. De vorderingen zijn in eerste aanleg toegewezen. In hoger beroep doet werknemer een beroep op artikel 6:94 BW. Volgens hem dienen de boetes gematigd te worden tot nihil.

Het hof oordeelt als volgt. De in artikel 6:94 lid 1 BW omschreven maatstaf brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (Hoge Raad 27 april 2007, NJ 2007, 262). De korte duur van het dienstverband van werknemer bij Nu-Swift (1,5 jaar), de hoogte van zijn salaris bij Nu-Swift, de omstandigheid dat de door hem verworven opbrengst uit Secureply gering is geweest en de persoonlijke en financiële gevolgen die voortvloeien uit de in het bestreden vonnis vermelde veroordelingen, wegen niet op tegen de aard en de ernst van de door werknemer gepleegde overtredingen van de bedingen. Daarbij hecht het hof met name betekenis aan het feit dat werknemer, ondanks waarschuwingen, niet alleen gedurende zijn dienstverband het in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst neergelegde verbod nevenwerkzaamheden tijdens het dienstverband te verrichten, heeft overtreden, maar ook daarna in strijd met het voor hem geldende concurrentiebeding heeft gehandeld. Nu-Swift heeft en had een zwaarwegend belang onrechtmatige concurrentie van werknemer en eventuele daaruit voortvloeiende schade te voorkomen.

Volgt verwerping van het hoger beroep en bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank.