Rechtspraak
werknemer/Timmerbedrijf X
Werknemer is sinds 1987 in dienst van timmerbedrijf X. Volgens werknemer is op de arbeidsovereenkomst de CAO voor het Bouwbedrijf van toepassing en zijn hem sedert 2002 niet de algemene loonsverhogingen op grond van die cao toegekend. Daarnaast stelt werknemer dat hij in 2002 op honderd zaterdagen en honderd zondagen bereikbaarheidsdiensten heeft gedraaid en over de jaren 2003 tot en met 2006 jaarlijks op 96 zaterdagen en 96 zondagen. Hij heeft voor deze bereikbaarheidsdiensten nooit de vergoeding ontvangen waarop hij op grond van de CAO voor het Bouwbedrijf recht meent te hebben. Volgens het timmerbedrijf is de CAO voor het Bouwbedrijf niet op werknemer van toepassing omdat zijn functie - titulair directeur/medewerker buitendienst - valt onder artikel 5 sub d en e, waarin een aantal werknemers wordt uitgezonderd van de werkingssfeer van die cao. Zelfs al zou de CAO voor het Bouwbedrijf wel op werknemer van toepassing zijn, dan nog moeten zijn vorderingen worden afgewezen omdat met werknemer, gezien zijn bijzondere positie, reeds in 1998 een individuele loonafspraak is gemaakt, resulterend in een vergoeding gelegen op het niveau van de gebruikelijke loonregeling voor directeuren van besloten vennootschappen. Het thans vorderen van naleving van de cao is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens artikel 5 van de CAO voor het Bouwbedrijf worden niet als 'werknemer' beschouwd uitvoerders, en zij die in hoofdzaak toezichthoudende of administratieve functies vervullen (sub d) alsmede tekenaars, constructeurs en andere technici, onder wie organisatorische en arbeidstechnische medewerkers (sub e). Volgens het timmerbedrijf is de functie van werknemer voornamelijk van toezichthoudende en organisatorische aard. Werknemer is titulair directeur van het timmerbedrijf en is op grond van zijn positie als (groot)aandeelhouder door het UWV uitgezonderd van de werkingssfeer van de socialeverzekeringswetten. Uit de bescheiden die het timmerbedrijf heeft overgelegd, kan worden afgeleid dat werknemer een aanmerkelijk deel van zijn tijd heeft besteed aan het leiden van het bedrijf. Volgens het timmerbedrijf bestond zijn werk voor het grootste deel uit leidinggeven. Werknemer heeft die stelling niet gemotiveerd weersproken, laat staan weerlegd. Nu werknemer ook verder niet concreet zijn dagbesteding duidt, moet de kantonrechter afgaan op de gemotiveerde stellingen van het timmerbedrijf. Daaruit blijkt overtuigend dat werknemer niet kan worden beschouwd als werknemer in de zin van de CAO voor het Bouwbedrijf.
Volgt afwijzing vordering werknemer.