Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 12 maart 2010
ECLI:NL:RBHAA:2010:BL8773
ABR Financial BV/werknemer
Werknemer (37 jaar) is sinds 1 december 2008 bij ABR in dienst, laatstelijk in de functie van Senior Derivatives Specialist. Nadat hij in april 2009 nog een forse loonsverhoging en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd krijgt vanwege zijn goede prestaties, wordt hij in het najaar 2009 en het voorjaar 2010 slecht beoordeeld in de functioneringsverslagen. Vanaf 4 janauri 2010 is werknemer op non-actief gesteld. Thans verzoekt ABR ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Als argumenten voert ABR aan dat werknemer beneden de verwachtingen presteert en zich onprofessioneel gedraagt. Werknemer erkent dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, maar legt de oorzaak bij ABR.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu beide partijen een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet wenselijk achten, zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Vraag in deze zaak is of aan werknemer in redelijkheid een vergoeding toekomt. Van belang acht de kantonrechter dat ABR het disfunctioneren van werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het slechte functioneringsverslag in het najaar 2009 staat op gespannen voet met het zeer positieve verslag en de loonsverhoging eerder dat jaar. De non-actiefstelling werkt voorts diffamerend voor werknemer. Uit deze omstandigheden leidt de kantonrechter af dat werknemer aanspraak heeft op een vergoeding. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding biedt de kantonrechtersformule in dit geval – gelet op de aard en de duur van het dienstverband – geen billijke oplossing. Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om een vergoeding van € 45.000,= bruto aan werknemer toe te kennen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat ABR ter zitting heeft verklaard werknemer niet langer aan het non-concurrentiebeding te houden.