Rechtspraak
werkneemster/British Airways
Werkneemster is op 1 augustus 1984 in dienst getreden bij British Airways, laatstelijk in de functie van Customer Service Teamleader. In verband met de bedrijfseconomische situatie heeft British Airways een 'voluntary severance scheme' opgesteld. Werknemers wordt verzocht kenbaar te maken of zij van deze vrijwillige ontslagprocedure gebruik zouden willen maken. Werkneemster heeft bij haar leidinggevende geïnformeerd welk bedrag zij zal ontvangen indien zij vrijwillig ontslag neemt. De ontslagvergoeding is uiteindelijk bepaald op EUR 232.878,=. Werkneemster heeft te kennen gegeven het aanbod tot ontslag te aanvaarden onder toekenning van deze vergoeding. Op 23 juni 2009 heeft British Airways laten weten dat zij geen ontslagvergoedingen kan aanbieden. Thans verzoekt werkneemster een verklaring voor recht dat tussen haar en British Airways een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen onder toekenning van voormeld bedrag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Van een beëindigingsovereenkomst is sprake, indien ondubbelzinnige overeenstemming bestaat over de belangrijkste onderdelen: het einde als zodanig, de einddatum en de vergoedingsregeling. In de gegeven omstandigheden was het werkneemster duidelijk, althans had het haar duidelijk moeten zijn dat British Airways slechts het voornemen had in onderhandeling te treden over haar mogelijke vrijwillig vertrek en dat het niet haar bedoeling is geweest werkneemster of zichzelf te binden aan het in haar e-mail van 20 maart 2009 geformuleerde uitgangspunt. Met het tonen van interesse in de voorgestelde berekening van de beëindigingsvergoeding zijn daarom voor werkneemster geen afdwingbare rechten op beëindiging van de arbeidsovereenkomst en/of op betaling door British Airways van enige vergoeding ontstaan.
Volgt afwijzing vordering.