Stichting Nederlands Astmacentrum Davos/werknemer

Werknemer is bij NAD in dienst getreden. Artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is een zogenoemd incorporatiebeding. Daarin worden naast de cao ook alle Nadere Uitvoeringsregels van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst. NAD heeft een Nadere Uitvoeringsregeling 1998 (NUR 1998) vastgesteld. In 2004 heeft NAD een nieuwe Nadere Uitvoeringsregling vastgesteld, te weten de NUR 2005. Op vordering van de werknemer heeft de kantonrechter geoordeeld dat de NUR 1998 onderdeel was gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst, zodat voor toepassing van de NUR 2005 NAD zwaarwichtige belangen moest aantonen. Tegen dit oordeel keert NAD zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft allereerst terecht overwogen dat de NUR 2005 niet is opgenomen in een namens de cao-partijen ondertekende akte waardoor niet is voldaan aan artikel 3 Wet CAO. Dit voorschrift strekt ertoe om een door alle partijen ondertekend geschrift op te maken dat tot bewijs kan dienen van de inhoud van de cao en van de partijen die gebonden zijn aan de cao. De NUR 2005 is derhalve niet te kwalificeren als een cao.

Met betrekking tot de vraag of artikel 10 van de arbeidsovereenkomst (het incorporatiebeding) een eenzijdig wijzigingsbeding vormt, overweegt het hof dat uit de bewoording van het beding volgt dat NAD zich de bevoegdheid heeft verleend eenzijdig wijzigingen door te voeren in de arbeidsovereenkomst. Het beding moet derhalve worden aangemerkt als een eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW. Vervolgens toetst het hof of sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang dat het belang van de werknemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. NAD heeft onvoldoende onderbouwd waarin haar zwaarwichtig belang is gelegen.

Volgt bekrachtiging vonnis kantonrechter.