Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam, 26 maart 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BL9871
Gijtenbeek Utrecht BV/de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Werkgever is op 19 augustus 2008 beboet wegens het overtreden van artikel 11a en 11b Tabakswet. Tijdens een inspectie van de Voedsel en Waren Autoriteit werd op de kamer van de bestuurder een sterke rookgeur waargenomen en een asbak met sigaretten aangetroffen. Op de deur van de kamer van de bestuurder is aangegeven 'Kantoorruimte Gijtenbeek Holding B.V. Geen Toegang. Bel Ext. 19 voor een eventuele afspraak'. Volgens de bestuurder is sprake van een exclusieve ruimte binnen het pand van Gijtenbeek waar alleen hij werkzaam is. Zijn werknemers worden niet blootgesteld aan sigarettenrook. Daarbij komt dat deze ruimte wordt gehuurd door Gijtenbeek Holding BV, terwijl de werknemers werkzaam zijn voor Gijtenbeek, aldus de bestuurder. Gijtenbeek (werkgever) maakt daarom bezwaar tegen de aan hem opgelegde boete.
De rechtbank oordeelt als volgt. Werkgever heeft betoogd dat de minister ten onrechte heeft aangenomen dat de betreffende ruimte waar het onderzoek zou hebben plaatsgehad, niet exclusief in gebruik is bij Gijtenbeek Holding BV en dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat werkgever heeft verklaard dat medewerkers van eiseres daar met enige regelmaat die ruimte betreden. De rechtbank verwerpt ook dit betoog. Gelet op het verslag van de hoorzitting heeft bestuurder erkend dat het soms voorkomt dat medewerkers zich melden op de (werk)kamer van bestuurder. Dat op de deur van die kamer is aangegeven 'Kantoorruimte Gijtenbeek Holding B.V. Geen Toegang. Bel Ext. 19 voor een eventuele afspraak' maakt dit niet anders. Bestuurder is immers zowel bestuurder van werkgever (Gijtenbeek) als de houdstervennootschap (Gijtenbeek Holding), terwijl ter plaatse onweersproken is vastgesteld dat een medewerker van werkgever zich meldde in de deuropening met een vraag omtrent het afsluiten van de showroom. Daarmee staat voldoende vast dat de betrokken medewerker zich in het kader van zijn werkzaamheden meldde bij zijn directeur, waarbij hij werd blootgesteld aan tabaksrook. Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 27 januari 2009 (LJN BH5223) merkt de rechtbank in dit verband nog op dat artikel 11a lid 1 Tabakswet een resultaatsverplichting voor de werkgever in het leven roept. Uit hetgeen hiervoor is overwogen staat vast dat eiseres artikel 11a lid 1 Tabakswet heeft overtreden. Gelet hierop kwam de minister op basis van artikel 11b Tabakswet in beginsel de bevoegdheid toe werkgever een boete op te leggen.