Rechtspraak
X/werknemer
Werknemer is vanaf 2004 als journalist via een payroll-bedrijf, genaamd Tentoo (hierna: Payroll), werkzaam voor X op basis van een overeenkomst van opdracht. Per 1 oktober 2009 heeft X het contract niet meer verlengd. In eerste aanleg heeft werknemer zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen hem en X. De kantonrechter heeft werknemer in het gelijk gesteld en de loonvordering toegewezen. Tegen dit oordeel keert X zich thans in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Daargelaten hoe de rechtsverhouding tussen X en werknemer wel moet worden gekwalificeerd, op grond van de vaststaande feiten is het weinig aannemelijk dat de bodemrechter deze rechtsverhouding zal kwalificeren als een arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft immers in verband met de voor X te verrichten werkzaamheden enkel schriftelijk met Payroll gecontracteerd en hij kon op basis van de inhoud van bedoelde overeenkomst van opdracht weten welke rol Payroll zich toedacht (opdrachtgever en fictief werkgever in de zin van het Rariteitenbesluit) en hoe aan die rol uitvoering zou worden gegeven. Dat X 'beoordelingsgesprekken' met werknemer heeft gevoerd maakt dat niet anders nu ook binnen het kader van opdrachtverlening of detachering/inlening beoordeling van de geleverde prestaties bepaald niet ongebruikelijk is.
Niet is gesteld of gebleken dat de oorspronkelijke constructie via Payroll op enig moment is geƫindigd en al evenmin dat werknemer voor de aangekondigde beƫindiging van de redacteurswerkzaamheden door X aan laatstgenoemde kenbaar heeft gemaakt dat hij zich als werknemer van X beschouwde. Tegen die achtergrond verzet de rechtszekerheid zich tegen een geruisloze overgang van de oorspronkelijke constructie via Payroll naar een arbeidsovereenkomst tussen X en werknemer (zie HR 5 april 2002, NJ 2003, 124).
Volgt vernietiging vonnis en afwijzing vorderingen van werknemer.