Naar boven ↑

Rechtspraak

ABN AMRO/werkneemster
Hoge Raad, 16 april 2010
ECLI:NL:HR:2010:BL4086

ABN AMRO/werkneemster

Overtreding controlevoorschriften en weigering verrichten passende arbeid door zieke werknemer leiden niet tot ontslag op staande voet

Werkneemster is sinds 1989 in dienst van ABN AMRO. Op 11 juni 2007 valt zij uit wegens ziekte. De bedrijfsarts heeft werkneemster gedeeltelijk arbeidsgeschikt geacht per 18 juni 2007. Werkneemster is ondanks verschillende sommaties van ABN AMRO niet op het werk verschenen. Op 2 juli 2007 is werkneemster op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft ABN AMRO veroordeeld het loon door te betalen, omdat geen sprake zou zijn van ongeoorloofd werkverzuim. Tegen dit oordeel heeft ABN AMRO zich in hoger beroep gekeerd, met de stelling dat zij werkneemster meermalen had gesommeerd haar werkzaamheden te hervatten en haar had geadviseerd een second opinion aan te vragen bij het UWV, hetgeen zij niet heeft gedaan. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. ABN AMRO heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, stellende dat het hof een onbegrijpelijk oordeel heeft gegeven alsmede ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake zou zijn van een dringende reden.

De A-G concludeert als volgt. Het is vaste rechtspraak dat werkverzuim geen grond voor ontslag op staande voet oplevert, indien de werknemer ter rechtvaardiging van het werkverzuim zich beroept op arbeidsongeschiktheid wegens ziekte en in redelijkheid heeft mogen menen arbeidsongeschikt te zijn geweest (HR 14 december 2001, LJN AD3959, NJ 2002, 58, JAR 2002/17). Het feit dat een werknemer de voorschriften inzake controle van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte niet heeft nageleefd, levert op zichzelf ook niet een grond voor ontslag op staande voet op. In eerste instantie zal in een dergelijk geval moeten worden teruggevallen op de in artikel 7:629 lid 6 BW voorziene mogelijkheid van opschorting van betaling van het loon. Het is echter niet uitgesloten dat de niet-naleving van controlevoorschriften gepaard gaat met andere feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang, het oordeel wettigen dat een dringende reden wel aanwezig is (HR 8 oktober 2004, LJN AO9549, JAR 2004/259, m.nt. R.M. Beltzer). Gelet op de toelichting op de regeling in artikel 7:629 lid 6 BW in de memorie van toelichting bij het ontwerp van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ, Stb. 1996, 134) zal die conclusie overigens niet spoedig kunnen worden getrokken. Werkneemster mocht in redelijkheid aannemen dat zij nog steeds arbeidsongeschikt was. Daaraan doen de drie sommaties van ABN AMRO niets af. Ook het feit dat werkneemster niet de 'Gedragsregels tijdens ziekte' heeft opgevolgd, leveren geen dringende reden.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Volgt verwerping van het cassatieberoep.