Rechtspraak
werknemer/Akvina BV
Werknemer is op staande voet ontslagen door Akvina nadat hij - na werktijd - een collega heeft neergestoken en daarvoor in voorlopige hechtenis is gesteld door het openbaar ministerie. Werknemer stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een dringende reden, omdat Akvina hem niet heeft gehoord. Daarnaast brengen zijn leeftijd (58 jaar), positie op de arbeidsmarkt en gezinssituatie met zich dat geen sprake kan zijn van een dringende reden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Naar het oordeel van het hof is er - de door de werknemer aangevoerde omstandigheden mede in aanmerking genomen - onvoldoende basis om te verwachten dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure geen stand zal houden. De aan de werknemer verweten gedraging is daarvoor te ernstig. Het voorgaande geldt evenzo wanneer daarbij ook wordt betrokken dat Akvina de werknemer niet tevoren heeft gehoord. Dergelijk tevoren horen is op zich geen geldigheidsvereiste, maar het nalaten daarvan kan tot het oordeel leiden dat naderhand naar voren gebrachte omstandigheden ertoe leiden dat er geen dringende reden aanwezig is, welk risico dan voor rekening van de werkgever blijft. Echter, zoals hiervoor is overwogen zijn de door de werknemer in deze procedure aangevoerde omstandigheden onvoldoende om (voorshands) tot het oordeel te komen dat geen sprake is van een dringende reden.
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de voorzieningenrechter.