Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Leering Enschede Plasmasnijden BV
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5 januari 2010
ECLI:NL:GHARN:2010:BM2462

werknemer/Leering Enschede Plasmasnijden BV

Werkgeversaansprakelijkheid voor OPS een jaar na overgang van onderneming. Geen sprake van opgewekt vertrouwen

In deze zaak gaat het om de vraag of werknemer een organisch psychosyndroom (OPS) heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor (een rechtsvoorganger van) Leering én of Leering hiervoor aansprakelijk is. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen omdat de afdeling waar werknemer werkzaam was bij Leering door middel van overgang van onderneming in 1989 is overgegaan van Leering naar A Installatie : Staalconstructie BV. Aldus kan werknemer Leering volgens de kantonrechter niet aanspreken voor de door hem gestelde schade. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet ter zake doet of bij werknemer sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen dat hij de juiste rechtspersoon heeft aangesproken. Naar het oordeel van de kantonrechter kan gerechtvaardigd vertrouwen slechts aan de orde zijn in het geval aan een rechtshandeling een wilsgebrek kleeft (artikel 3:35 BW). Indien sprake is geweest van overgang van onderneming bij de indiensttreding van werknemer bij A vloeit deze indiensttreding volgens de kantonrechter evenwel niet voort uit een rechtshandeling doch uit de wet, zodat niet ter zake kan doen of al dan niet sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. In beginsel kan werknemer Leering één jaar na de overgang van onderneming niet meer aanspreken op grond van werkgeversaansprakelijkheid (de artikelen 7:658 en 7:611 BW). Werknemer stelt echter dat door Leering, althans haar aansprakelijkheidsverzekeraar dan wel de door haar ingeschakelde schaderegelaar, het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) Leering zijn schade zou vergoeden, mits hij erin zou slagen om te bewijzen dat hij gezondheidsschade in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Leering had opgelopen. Anders dan werknemer stelt, acht het hof een dergelijk opgewekt vertrouwen niet aanwezig. Ook het beroep op Hoge Raad 3 februari 1989, NJ 1990, 476 faalt. De Hoge Raad heeft in dat arrest bepaald dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien dat wanneer de verzekeraar zijn afwijzing op een bepaalde grond heeft doen steunen, hij daarop niet kan terugkomen wanneer die grond onjuist is gebleken, en dan niet alsnog zijn afwijzing op een andere grond kan baseren. Dat is hier echter niet het geval. Leering heeft - nadat de zij heeft erkend dat indien de OPS bij haar zou zijn ontstaan de verzekeraar de schade zou dekken - zich op overgang van onderneming beroepen. Naar het oordeel van het hof is deze aanvulling in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dan wel in strijd met de goede trouw.