Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer (55 jaar) is sinds 1999 in dienst van werkgever als administratief medewerker. Met toestemming van het UWV WERKbedrijf is de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2009 opgezegd zonder toekenning van een financiële voorziening. Werknemer vordert schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat werknemer een hoge leeftijd heeft, een slechte arbeidsmarktpositie heeft en bijna tien jaar voor werkgever heeft gewerkt. Het had onder deze omstandigheden op de weg van werkgever gelegen werknemer te begeleiden in de beëindiging van zijn functie, door hem actief en tijdig te begeleiden naar een andere – zo nodig externe – functie dan wel te komen tot een inzichtelijke en afdoende afvloeiingsregeling. Nu werkgever dit in onvoldoende mate heeft gedaan, acht de kantonrechter de opzegging onredelijk. Uit recente rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de vergoeding niet berekend kan worden door enkele toepassing van een algemene formule, zoals de recent door het Hof te ’s-Hertogenbosch gehanteerde XYZ-formule. De hoogte van de vergoeding dient nauw verband te houden met de omstandigheden die de rechter tot zijn oordeel over de kennelijke onredelijkheid van het ontslag hebben geleid, en is mede afhankelijk van omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer en diens kans op het vinden van ander passend werk. De rechter moet de schade begroten ex artikel 6:97 BW.
De kantonrechter oordeelt dienaangaande als volgt. De extra begeleiding had de arbeidsmarktpositie van werknemer wel iets verbeterd, maar zou slechts in beperkte mate de negatieve kans van werknemer op het vinden van nieuw werk hebben beïnvloed. De vergoeding zal derhalve slechts in beperkte mate dit aspect behelzen. Uiteindelijk stelt de rechter de vergoeding vast op € 7.500.