Naar boven ↑

Rechtspraak

Andersen
Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 mei 2010

Andersen

Geen ontslagvergoeding wegens pensionering is in strijd met richtlijn gelijke behandeling op grond van leeftijd. Indirecte en directe discriminatie

In geding is een regeling van het Deense arbeidsrecht die bepaalt dat werknemers die gedurende langere tijd ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst zijn geweest, in het geval van hun ontslag recht hebben op een vergoeding. Een dergelijke ontslagvergoeding wordt evenwel niet toegekend aan personen die reeds recht hebben op een ouderdomspensioen. Dit geldt ook indien de betrokken werknemer van plan is een nieuwe baan te zoeken en in het geval van zijn onmiddellijke pensionering met een vermindering van zijn pensioen zou worden geconfronteerd, bijvoorbeeld in de vorm van een verlaging in verband met vervroegd pensioen. Werknemer (Andersen) heeft 27 jaar voor zijn werkgever (Region Syddanmark) gewerkt, hetgeen hem een ontslagvergoeding van drie maandsalarissen opleverde. De werkgever weigerde deze vergoeding te betalen en wees op de uitzonderingsgronden bij pensionering. Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een nationale regeling, op grond waarvan ontslagen werknemers geen recht hebben op een wettelijke ontslagvergoeding, indien zij bij beëindiging van de arbeidsverhouding reeds aanspraak kunnen maken op een ouderdomspensioen, inbreuk maakt op de artikelen 2 en 6 van richtlijn 2000/78.

De advocaat-generaal (Kokott) concludeert als volgt. Als aan werknemers met een jarenlang dienstverband bij beëindiging van de arbeidsverhouding een wettelijk voorgeschreven vergoeding wordt toegekend die de overgang naar een nieuwe dienstbetrekking financieel moet faciliteren, is het onverenigbaar met artikel 2 en artikel 6 van richtlijn 2000/78/EG om deze ontslagvergoeding te ontzeggen aan werknemers die bij beëindiging van de arbeidsverhouding recht hebben op een ouderdomspensioen, voor zover er geen rekening mee wordt gehouden

– of de betrokken werknemer op dat moment daadwerkelijk aanspraak zal maken op ouderdomspensioen of zich beschikbaar zal blijven stellen voor de arbeidsmarkt; en

– of een pensionering op dat moment voor de betrokken werknemer tot een aanzienlijke verlaging in verband met vervroegd pensioen of overigens tot grote financiële nadelen met betrekking tot het pensioenbedrag zal leiden.

  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL)
  • Trefwoorden: gelijke behandeling, leeftijd, pensioenplafond, ontslagvergoeding, indirecte discriminatie en rechtvaardigingsgronden