Rechtspraak
Blokker/werknemer
Werknemer (63 jaar) is met ingang van 1 mei 1977 in dienst getreden van Blokker als bedrijfsleider. Hij is vanaf 17 augustus 2001 gedurende verschillende perioden arbeidsongeschikt geweest op verschillende gronden. Vanaf november 2002 is hij uitgevallen wegens knie- en schouderklachten. Met ingang van 25 november 2003 is hem een WAO-uitkering toegekend voor de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%. Nadat Blokker tot de conclusie was gekomen dat binnen haar bedrijf voor werknemer geen passende arbeid voorhanden was, heeft zij met toestemming van de CWI de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 19 januari 2006. Het hof heeft geoordeeld dat sprake is van kennelijk onredelijk ontslag, omdat Blokker niet heeft voldaan aan haar verplichting uit artikel 7:658a BW over te gaan tot re-integratie in het tweede spoor. Tegen dit oordeel keert Blokker zich in cassatie, stellende dat deze verplichting krachtens artikel 8 Wet REA en artikel 7:10 lid 2 Regeling SUWI niet van toepassing is krachtens het destijds geldende overgangsrecht.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De verplichting van de werkgever om, indien vaststaat dat in zijn bedrijf voor de arbeidsongeschikte werknemer geen passende arbeid voorhanden is, te bevorderen dat de werknemer wordt ingeschakeld in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever - hierna: externe re-integratie - is in artikel 8 lid 1 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) opgenomen bij de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet van 29 november 2001, Stb. 2001, 625), in werking getreden op 1 januari 2002 (Besluit van 13 december 2001, Stb. 682). De in artikel 7.10 lid 2 van de Regeling SUWI van 21 december 2001 (Stcrt. 2002, 2) neergelegde overgangsbepaling hield in dat artikel 8 van de Wet REA tot 1 januari 2003 niet van toepassing was op werknemers die vóór die datum arbeidsongeschikt waren geworden. Na wijziging bij Besluit van 29 november 2002, Stcrt. 238, inwerkingtreding 1 januari 2003, ging deze overgangsregeling inhouden dat, indien de eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte van een werknemer is gelegen voor 1 januari 2003, artikel 8 lid 1 Wet REA, indien vaststaat dat in het bedrijf van de werkgever geen passende arbeid voorhanden is, voor de werkgever niet van toepassing is, doch artikel 10 van die wet (zulks behoudens een thans niet van belang zijnde uitzondering). Dit artikel bevat een regeling waarin de taak om de externe re-integratie te bevorderen op het UWV is gelegd. Bij de Wet verbetering poortwachter (Wet van 29 november 2001, Stb. 628) is de verplichting tot het bevorderen van externe re-integratie tevens opgenomen in het Burgerlijk Wetboek en wel in de laatste volzin van het eerste lid van artikel 7:658a, welk artikel bij die wet in het Burgerlijk Wetboek is ingevoegd. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze bepaling werd aanvankelijk door het Besluit van 13 december 2001 (Stb. 685), bepaald op 1 januari 2003.
Bij Besluit van 4 december 2002 tot wijziging van het Besluit van 13 december 2001 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter (Stb. 2002, 607), is het tijdstip van 1 januari 2003 vervangen door 1 januari 2004. Blijkens de nota van toelichting werd hiermee aansluiting beoogd bij de wijziging van de Regeling SUWI bij Besluit van 29 november 2002. Daarbij werd echter ten onrechte ervan uitgegaan dat als gevolg van laatstbedoelde wijziging de oude situatie voor de ziektegevallen van voor 1 januari 2003 (slechts) zou blijven gelden tot 1 januari 2004. In lijn daarmee werd de datum van inwerkingtreding van de bepaling van artikel 7:658a lid 1, laatste volzin, verschoven naar 1 januari 2004. Het gesignaleerde misverstand doet niet eraan af dat de nota van toelichting bij het Besluit van 4 december 2002 blijk geeft van de bedoeling om de betrokken bepaling van artikel 7:658a BW voor de ziektegevallen van voor 1 januari 2003 niet in werking te doen treden zolang en voor zover op grond van de Regeling SUWI in verbinding met de Wet REA de verantwoordelijkheid voor externe re-integratie nog op het UWV en niet op de werkgever rustte. Dan zou de inwerkingtreding van artikel 7:658a BW immers ertoe leiden dat de verantwoordelijkheid zowel op het UWV als op de werkgever zou komen te rusten, zonder dat duidelijkheid zou bestaan over de onderlinge verhouding van de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De complicaties hiervan zijn eens te meer duidelijk, wanneer gedacht wordt aan gevallen waarin het UWV vóór 1 januari 2004 reeds daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van externe re-integratie van werknemers die vóór 1 januari 2003 ziek zijn geworden. Deze onduidelijkheid zou in strijd zijn met het beginsel van de rechtszekerheid, dat onder meer tot uitdrukking komt in artikel 69 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en waaraan in het overgangsrecht een grote betekenis toekomt.
In het licht van dit alles moet geoordeeld worden dat de laatste volzin van het eerste lid van artikel 7:658a niet van toepassing is in gevallen waarin op grond van artikel 7:10 lid 2 Regeling SUWI artikel 8 Wet REA niet van toepassing is.