Nobel/werknemer en LCI Productions BV

Werknemer was als vertegenwoordiger in dienst van LCI en diende namens LCI producten te verkopen. Werknemer heeft buiten zijn werkgever, LCI, om retouren van bedrijven teruggenomen en deze weer (buiten LCI om) verkocht (zwarte handel). In deze handel was ook Nobel betrokken. Nobel kocht dergelijke retourgoederen contant van werknemer en verkocht deze weer (al dan niet samen met werknemer) aan andere bedrijven/particulieren via werknemer. Nobel heeft via werknemer voor ruim € 52.000 aan goederen verkocht. Nobel heeft echter nimmer betaling van werknemer ontvangen. Werknemer is toen LCI achter deze handelwijze kwam op staande voet ontslagen. Thans vordert Nobel schadevergoeding van LCI onder meer op grond van artikel 6:170 BW.

De rechtbank oordeelt als volgt. Werknemer heeft jegens Nobel onrechtmatig gehandeld. Nu werknemer tevens werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst, is voldaan aan de vereisten 'zeggenschap' en 'onrechtmatigheid' ex artikel 6:170 BW. De centrale vraag is of in casu ook sprake is van een functionele band. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. De afspraken tussen Nobel en werknemer zijn tijdens 'werktijd' gemaakt. Daarbij zijn de producten (beschikbare middelen) die werden doorverkocht afkomstig van LCI. Het feit dat LCI in het geheel niet met de onderhavige constructie bekend was, doet aan het voorgaande niets af.

De schadevergoeding wordt met 25% gematigd wegens eigen schuld van Nobel.

Volgt toewijzing vordering Nobel.