Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is in 2004 in dienst getreden van werkgever in de functie van hoofd bedrijfsbureau. Vanaf 2008 is werknemer werkzaam in de functie van projectleider/calculator. Op 28 september 2009 heeft werknemer ontslag genomen en is in dienst getreden bij een concurrent van werkgever. De centrale vraag is of werknemer nog steeds aan het concurrentiebeding uit 2004 kan worden gehouden.
Het hof oordeelt als volgt. Het concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW moet opnieuw schriftelijk worden overeengekomen indien de wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is, dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken (HR 9 maart 1979, NJ 1979, 467). Gesteld voor de vraag of op grond van deze regel een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zijn geldigheid heeft verloren en opnieuw schriftelijk dient te worden overeengekomen, zal de rechter dienen te onderzoeken - en in zijn motivering tot uitdrukking moeten brengen - niet alleen of sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, maar ook of, en zo ja op grond waarvan, die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. De voorzieningenrechter heeft dus terecht overwogen dat onvoldoende is de enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan. Het hof constateert bovendien mét de voorzieningenrechter dat werknemer in eerste aanleg in het geheel niet heeft onderbouwd of met bewijsstukken aangetoond dat door de door hem gestelde ingrijpende functiewijziging het concurrentiebeding daadwerkelijk zwaarder op hem is gaan drukken. Ook in dit hoger beroep ontbreekt een dergelijke onderbouwing. Als zodanig kunnen niet worden beschouwd de opmerking van werknemer dat hij bij de concurrent geen surplus aan kennis heeft ingebracht, en dat deze nieuwe werkgever uitsluitend op de particuliere markt werkzaam is. Gelet op het voorgaande kan de vraag in het midden blijven of, en zo ja, in hoeverre bij werkgever sprake is geweest van een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding. Ten slotte maakt het ontbreken van de bestemming van de boete niet dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is (vgl. HR 4 april 2003, JAR 2003/107).
Volgt bekrachtiging vonnis voorzieningenrechter.