Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 1 juni 2010
ECLI:NL:GHARN:2010:BM6191
werknemer/Fristam BV
Werknemer (44 jaar) is sinds 1981 in dienst bij (een rechtsvoorgangster van) Fristam, laatstelijk in de functie van medewerkster financiële administratie. Medio juni 2006 is er een grote reorganisatie aangekondigd. Met werknemer is toen gesproken over een beëindigingsregeling. Werknemer heeft deze regeling (aanvulling WW-uitkering) niet aanvaard. Met toestemming van de CWI is de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2007 opgezegd. Werknemer is de enige die wordt getroffen door het reorganisatieontslag. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is. Volgens werknemer heeft de kantonrechter ten onrechte belang gehecht aan de beëindigingsregeling van Fristam, omdat ten tijde van het ontslag de regeling zou zijn ingetrokken.
Het hof oordeelt als volgt. Het enkele feit dat een werknemer het redelijke beëindigingsvoorstel van de werkgever weigert, betekent niet dat het aanbod van de werkgever daarmee is komen te vervallen. Nu het door Fristam gedane aanbod niet is ingetrokken, gold dit aanbod nog op 1 maart 2007. De eerste klacht faalt derhalve. Werknemer beroept zich op de lange duur van het dienstverband (ruim 25 jaren) en op het gegeven dat zij altijd goed heeft gefunctioneerd. Zonder nadere toelichting door werknemer, die ontbreekt, kan op grond van deze omstandigheden alléén niet worden aangenomen dat het aan werknemer gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, aldus het hof. De vordering tot nakoming van de oorspronkelijke beëindigingsregeling wordt wel toegewezen.