Rechtspraak
werknemer/Antillean Paint Sint Maarten NV
Antillean Paint heeft op 2 maart 2007 verzocht de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. Werknemer heeft het verzoek van Antillean Paint bestreden met conclusie, primair, tot afwijzing van het verzoek tot ontbinding, en, subsidiair, indien het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) mocht oordelen dat de gewijzigde omstandigheden ontbinding rechtvaardigen, tot toekenning van een vergoeding aan werknemer onder toepassing van de kantonrechtersformule. Het GEA heeft op het verzoek van Antillean Paint de ontbinding toegewezen onder toekenning van een vergoeding en Antillean Paint in de gelegenheid gesteld het verzoek in te trekken. Voorts heeft het GEA geoordeeld dat sprake is van een zelfstandig tegenverzoek van werknemer, welk verzoek eveneens is toegewezen onder toekenning van een vergoeding. Antillean Paint is van dit oordeel in hoger beroep gegaan en stelt zich op het standpunt dat sprake is van schending van fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde, alsmede van het buiten toepassing treden door de kantonrechter van artikel 7A:1615w BWNA. Het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft Antillean Paint ontvankelijk verklaard in haar verzoek en de beschikking van het GEA vernietigd. Volgens het Hof is zowel sprake van schending van het recht op hoor- en wederhoor omdat niet geanticipeerd kon worden op het 'tegenverzoek', alsmede van een onjuiste toepassing van artikel 7A:1615w BWNA, omdat dit artikel alleen van toepassing is op verzoek van een der partijen en het verweer van werknemer niet als een zelfstandig tegenverzoek kan worden aangemerkt. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Volgt verwerping van het beroep.