Naar boven ↑

Rechtspraak

Arkema Rotterdam BV/werkneemster
Gerechtshof Den Haag, 29 juni 2010
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9719

Arkema Rotterdam BV/werkneemster

Uitleg Sociaal Plan inzake voortzetting prepensioen. Invoering Wet VPL staat dergelijke verplichting niet in de weg

Werkneemster is bijna 36 jaar in dienst geweest van (rechtsvoorgangsters van) Atofina Rotterdam BV., van welke rechtspersoon Arkema de rechtsopvolgster is. Het dienstverband is in 2004 tot een eind gekomen als gevolg van een reorganisatie. Werkneemster was op dat moment 52 jaar oud. Op grond van het Sociaal Plan wordt het pensioen van werknemer voortgezet door Arkema. Werkneemster is vervolgens in dienst getreden van Cerexagri BV. Cerexagri bericht werkneemster in 2006 dat als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet VPL een tekort in de opbouw van het prépensioen is ontstaan van € 18.325,= en dat Cerexagri bij voortzetting van de opbouw aan in totaal € 40.314,90 zou hebben afgedragen, hetgeen contant gemaakt op 1 januari 2007 uitkomt op € 31.179,=. Werkneemster heeft in eerste aanleg het laatstgenoemde bedrag gevorderd van Arkema. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen. Tegen dit oordeel keert Arkema zich in hoger beroep. Volgens Arkema rustte op haar slechts een voortzettingsplicht gedurende de periode dat werkneemster geen andere baan zou hebben. Arkema heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de Wet VPL tot gevolg heeft dat - met ingang van 1 januari 2006 - de verplichting tot verdere opbouw van het prepensioen eindigt omdat die wet leidde tot nietigheid van dit gedeelte van het Sociaal Plan.

Het hof oordeelt als volgt. Op grond van de CAO-norm acht het hof de uitleg van Arkema niet aannemelijk dat de voortzettingsplicht zou zijn beperkt tot de periodes dat werkneemster geen ander werk zou hebben. Het enkele feit dat het fiscaal regiem er toe leidt dat de toezegging niet langer in de vorm van prepensioen mag worden opgebouwd - omdat dit tot bovenmatigheid zou leiden - brengt niet mee dat de bijdrage waartoe Arkema zich bij het Sociaal Plan heeft verbonden ook van tafel is. in het licht van artikel 7:611 jo. 6:248 BW zal eerst moeten worden bezien of een en ander niet op andere wijze - allereerst binnen de pensioensfeer - "in het vat gegoten" kan worden. Anders dan werkneemster stelt, volgt uit het Sociaal Plan geen verplichting om de prepensioenaanspraak als een bedrag in eens te voldoen. Een dergelijke afkoop kan zelfs strijdig zijn met de Pensioenwet.

Het hof houdt de zaak aan voor nadere bewijslevering.