Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 2006 in dienst van werkgever, autodealer. De voormalige eigenaar stond het toe dat een vreemdeling in ruil voor werkzaamheden, auto's tegen handelsprijs mocht inkopen om vervolgens - na een opknapbeurt - weer te verkopen. Werknemer heeft voor deze vreemdeling een aantal keren bemiddeld bij de verkoop. Werkgever heeft werknemer in november 2009 geschorst en in december tweemaal gesproken over het voorval. Op 5 januari 2010 is werknemer op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft de loonvordering van werknemer afgewezen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep. Het ontslag op staande voet zou niet onverwijld zijn verleend. Voorts was de bemiddeling voor de illegale vreemdeling een bestendige praktijk toen hij bij werkgever kwam werken. Hij veronderstelde dan ook dat werkgever hiervan op de hoogte was, zodat geen sprake is van een dringende reden.
Het hof oordeelt als volgt. Het ontslag op staande voet is voldoende voortvarend verleend. Hoewel tussen de gesprekken en de ontslagaanzegging ruim een week zit, is het ontslag onverwijld verleend. Werkgever mocht de resultaten van het externe onderzoek raadplegen en voorts brachten de feestdagen met zich dat gewacht moest worden tot januari. Anders dan de kantonrechter acht het hof geen sprake van een dringende reden. Werknemer heeft niet frauduleus gehandeld en er is geenszins gebleken dat werknemer zelf profiteerde van de verkopen. De bestendige praktijk brengt voorts met zich dat werknemer geen verwijt kan worden gemaakt. Het had op de weg van andere collega's gelegen dit met de nieuwe eigenaar te bespreken.
Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter.