Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 1999 in dienst van werkgever, een autodealer. Werknemer was laatstelijk chef werkplaats. De voormalige eigenaar stond het toe dat een illegale vreemdeling in ruil voor werkzaamheden, auto's tegen handelsprijs mocht inkopen om vervolgens - na een opknapbeurt - weer te verkopen. Deze verkoop vond plaats op het terrein van de autodealer. Werknemer repareerde en keurde deze auto's. Deels voor eigen gewin en deels voor de illegale vreemdeling. Ook stond hij toe dat de illegale vreemdeling op de werkplaats aan de auto's kon klussen. Werkgever heeft werknemer in november 2009 geschorst en in december tweemaal gesproken over het voorval. Op 5 januari 2010 is werknemer op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft de loonvordering van werknemer afgewezen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep. Het ontslag op staande voet zou niet onverwijld zijn verleend.
Het hof oordeelt als volgt. Het ontslag op staande voet is voldoende voortvarend verleend. Hoewel tussen de gesprekken en de ontslagaanzegging ruim een week zit, is het ontslag onverwijld verleend. Werkgever mocht de resultaten van het externe onderzoek raadplegen en voorts brachten de feestdagen met zich dat gewacht moest worden tot januari. Anders dan de kantonrechter acht het hof onvoldoende bewezen dat werknemer zelf aan de auto's heeft gesleuteld. Dit neemt evenwel niet weg dat werknemer wel heeft toegestaan dat de illegale vreemdeling aan de auto's mocht sleutelen tijdens werktijd. Hierdoor is het vertrouwen in hem weggevallen. Naar voorlopig oordeel van het hof levert dit gedrag mede gezien de functie van werknemer een dringende reden op. Juist als chef kan hij het zich niet permitteren om zich er ter verontschuldiging op te beroepen dat andere monteurs hetzelfde deden. Hij had dit juist moeten voorkomen.
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.