werkneemster/Salvatel BV

De centrale vraag is of appellante op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden heeft verricht voor Salvatel en derhalve recht heeft op loon. Volgens Salvatel is geen sprake van een arbeidsovereenkomst, omdat niet is voldaan aan de elementen 'arbeid', 'loon' en 'gezagsverhouding'. Voor zover wel sprake is van een arbeidsovereenkomst beroept Salvatel zich op matiging van de loonvordering ex artikel 7:680a BW.

Het hof oordeelt als volgt. Vanaf 1998 verstrekt Salvatel loonstrookjes aan appellante, waarop looninhoudingen worden gedaan. Voorts staat op deze loonstrookjes dat appellante in dienst is getreden van Salvatel. Ook is gebleken dat zij in de periode 2001-2004 enige werkzaamheden heeft verricht. Het feit dat appellante een affectieve relatie met de directeur van Salvatel heeft (gehad) staat aan het aannemen van een gezagsverhouding niet in de weg. Dat Salvatel nimmer gebruik heeft gemaakt van deze gezagsbevoegdheid evenmin. Derhalve moet worden aangenomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat werkneemster vanaf januari 2008 geen werkzaamheden meer heeft verricht, komt voor rekening en risico van Salvatel (ex art. 7:628 BW). Het beroep van Salvatel op artikel 7:680a BW faalt, daar geen sprake is van een vernietigbare opzegging. Nu Salvatel geen concrete feiten aan zijn stelling ten grondslag legt dat de loonvordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en/of misbruik van recht oplevert, zal ook deze stelling door het hof worden gepasseerd. Anders dan Salvatel meent, is voor het vorderen van de wettelijke rente geen ingebrekestelling nodig (art. 6:83 sub a BW). De gevorderde wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat Salvatel geen ondernemingsactiviteiten meer ontplooit.