Rechtspraak
werknemer/DKSH
Via DKSH en de Stichting Molenaars Pensioenfonds heeft X een excedentpensioenverzekering bij Aegon. X vordert van zijn werkgeefster betaling van zijn volledige excedentpensioen zoals is weergegeven op een pensioenopgave van Aegon met afgiftenummer 6.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Geoordeeld wordt dat zonder nadere toelichting die evenwel ontbreekt niet kan worden ingezien dat X aan een door een derde overgelegd, onjuist overzicht rechten kan ontlenen jegens zijn werkgeefster. Door vergelijking van de pensioenopgaven met afgiftenummer 5 en 6 is het bovendien evident dat de pensioenopgave met afgiftenummer 6 onjuist is. Uit deze vergelijking komt immers naar voren dat het verzekerde bedrag aan ouderdomspensioen een veel grotere stijging kent dan de pensioengrondslag. Dit kan niet de bedoeling zijn (geweest) van een pensioenregeling. Ook een leek als X had dit moeten en kunnen begrijpen. Daar komt bij dat X voorafgaand aan de pensioenopgave met afgiftenummer 6 en naderhand juiste pensioenopgaven heeft ontvangen. Bij een vergelijking van deze opgaven springt het (onlogische) verschil tussen de bedragen zeker in het oog, althans dat had bij X zeker in het oog moeten springen. De vordering wordt afgewezen. De kantonrechter acht het opmerkelijk dat zowel van de zijde van DKSH als van de zijde van Aegon het zo lang (in ieder geval drie jaar) heeft geduurd om helderheid te verkrijgen in het verzekerde bedrag. Van een werkgeefster mag immers worden verwacht dat zij binnen een redelijke termijn juiste informatie aan haar werknemer verstrekt c.q. door een pensioenuitvoerder laat verstrekken over diens pensioen, zeker als daarover onduidelijkheid bij de werknemer bestaat. Gelet daarop en gelet op de aard van het geschil en de hoedanigheid van procespartijen acht de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.