Naar boven ↑

Rechtspraak

Graydon Nederland BV/werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 22 juli 2010
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN3913

Graydon Nederland BV/werknemer

Overtreding concurrentiebeding. Belangenafweging. Uitsluiting matigingsbevoegdheid leidt tot partiele nietigheid boetebeding

Werknemer is sinds 1 juli 2008 in dienst van Graydon, een onderneming die zich toelegt op onder meer het verkopen en leveren van (handels)informatie over bedrijven in Nederland en daarbuiten en van producten en diensten gebaseerd op deze informatie alsmede producten en diensten op het terrein van crediteuren- en debiteurenbewaking en van incasso van handelsdebiteuren. Nadat werkgever de tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst niet heeft verlengd, is werknemer in dienst getreden van Creditsafe Nederland BV, een onderneming die zich toelegt op het verstrekken van online bedrijfsinformatie en krediet rapporten. Graydon vordert thans betaling van ruim € 94.000 aan boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding. Werknemer stelt zich onder meer op het standpunt dat Graydon valt te verwijten dat hij niet voortvarend naleving van het concurrentiebeding heeft ingeroepen, zodat werknemer erop mocht vertrouwen dat indiensttreding bij Creditsafe was toegestaan.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verweer van werknemer wordt verworpen. Hij wist dat niet elke functie voor hem beschikbaar was. Bij twijfel had hij navraag kunnen doen bij Graydon. Door dit niet te doen, heeft werknemer bewust het risico op zich genomen, dat Graydon naleving zou vorderen. Na afweging van de wederzijdse belangen, acht de kantonrechter het belang van Graydon groter dan het belang van werknemer.

Op zichzelf is door werknemer juist aangevoerd dat in artikel 6:94 lid 3 BW wordt bepaald dat het in strijd is met de wet te bedingen dat de boete niet door de rechter zal kunnen worden gematigd. Dit betekent echter niet dat het boetebeding in zijn geheel nietig is. In artikel 3:41 BW is immers bepaald dat, als een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling betreft, deze voor het overige in stand blijft, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat. De uitsluiting van de matigingsbevoegdheid weggedacht, resteert een geoorloofd boetebeding. De nietigheid van artikel 6:94 lid 3 BW ziet immers alleen op hetgeen in afwijking van lid 1 van dat artikel is bedongen. De kantonrechter ziet evenwel met werknemer aanleiding de gevorderde boete sterk te matigen. Daarbij is het volgende van belang. Het totale dienstverband heeft slecht twaalf maanden geduurd. Werknemer vervulde geen sleutelfunctie binnen Graydon. De arbeidsovereenkomst is op initiatief van Graydon beëindigd, omdat werknemer in haar visie niet goed functioneerde. Onder deze omstandigheden acht te kantonrechter een boete van € 2.500 passend en geboden.